Ze noemen hem de
exponent van de hedendaagse Argentijnse literatuur, de opvolger van Jorge Luis Borges.
Zijn eerste roman verscheen in 1975 en vanaf 1993 voerde hij het ritme op tot twee
à vier boeken per jaar. Zijn oeuvre telt intussen meer dan zeventig werken en
elke nieuwe titel lokt een polemiek uit: is hij een genie of een dwaas, is zijn
werk voorspelbaar of vernieuwend, improviseert hij of plant hij elk boek met
een maniakale precisie, is hij de laatste auteur van het verleden of de eerste
van de toekomst?
De Argentijnse
auteur César Aira (°1949) mag dan incontournable
zijn in Zuid-Amerika, maar bij ons is hij nagenoeg onbekend. Tot voor kort was
maar één van zijn romans in het Nederlands vertaald, namelijk de heerlijke
satire De nachtelijke invallen van
ambtenaar Varamo (De Geus, 2007) over een Panamese ambtenaar die op een dag
de pen ter hand neemt en het belangrijkste gedicht van de Midden-Amerikaanse
literatuur schrijft. Nu is daar een tweede titel aan toegevoegd, De schimmen, een roman die oorspronkelijk
verscheen in 1990.
Het verhaal speelt
zich af in Buenos Aires, op een werf waar luxeflats worden opgetrokken. Het is
31 december en stikkend warm. De toekomstige bewoners komen met de architect
naar de voortgang van de werken kijken.
César Aira geeft
een minutieus overzicht van de activiteiten en de mensen op de bouwwerf: de
smerige halfnaakte bouwwerkers die overal tussen lopen, de welstellende
eigenaars en de dromen die zij op hun nieuwe woning projecteren, de architect
die van hot naar her loopt en alle vragen probeert te beantwoorden, de vrouw
van de nachtwaker die de was ophangt in de halfafgewerkte conciërgewoning op
het dak van het gebouw.
Er gebeurt
tegelijkertijd van alles en elke activiteit op zich is banaal, maar toch krijgt
de lezer een merkwaardig voorvoelen. César Aira beschrijft het gewone zo scherp
en gedetailleerd dat het een bijzondere lading krijgt. En er ís ook iets merkwaardigs aan de hand. In het gebouw wanen naakte mannen
rond, een soort schimmen die op de rand van de schotelantenne op het dak
zonnebaden, door de muren van de ene naar de andere kamer zweven, plots schaterlachen.
Uit de introductie
van de schimmen spreekt Aira’s meesterschap. In een van de beginscènes gebruikt
de conciërge hen als koelsysteem. Hij drukt wijnflessen in hun borstkast,
waarna de wijn niet alleen koel wordt, maar ook verandert in een sublieme oude
cabernet sauvignon. Aira beschrijft het surreële tafereel achteloos, zonder
uitleg te geven, alsof hij het over de normaalste zaak van de wereld heeft. Net
zoals de conciërge en zijn gezin gaat de lezer het bestaan van de schimmen al
snel gewoon aannemen.
Naarmate het
verhaal vordert vernauwt het plaatje zich. De rijke eigenaars verlaten de werf en
na een lunch overgoten met rode wijn keren ook de bouwvakkers huiswaarts. Behalve
de schimmen blijft alleen het Chileense conciërgegezin over. De conciërge zelf ligt
straalbezopen in bed, terwijl zijn vrouw Elisa de kinderen die overal door het
gebouw rennen probeert te verzamelen, voorbereidingen treft voor het
oudejaarsmaal en zich zorgen maakt over haar tienerdochter Patri, die volgens
haar te lichtzinnig en dromerig is om iets te bereiken in het leven.
De middag vordert,
de hitte blijft verstikkend, de conciërge wordt niet wakker, de kinderen willen
niet slapen. De suffe, benauwende sfeer heeft geen vat op Elisa, die verdergaat
met haar huishoudelijke taken, maar zorgt wel voor een dreigende onderstroom in
het verhaal. De focus verschuift naar Patri. Naarmate de avond nadert, laat het
meisje zich steeds meer in met de schimmen, wat leidt tot een fatale afspraak.
“Als ik het niet
schrijf, zal niemand het schrijven”, zegt de meester zelf over zijn verhalen. Wie
De schimmen heeft gelezen moet die
uitspraak bijtreden. Welk soort boek is dit nu? Een thriller, een
psychologische roman over een stuurloze puber of toch eerder een fabel? Elke
poging tot categorisering is gedoemd te mislukken. De roman heeft veel, zeer
verschillende facetten (er staan bijvoorbeeld ook mooie bespiegelingen in over
architectuur) die vreemd genoeg wonderwel samengaan. De schimmen is een prachtstaaltje van het unieke talent van de
Argentijnse schrijver. Hopelijk laat de volgende Nederlandse vertaling minder
lang op zich wachten, want zoals Roberto Bolaño al zei: “Eens je Aira hebt gelezen, wil je hem blijven lezen.”
De schimmen (César Aira), Meulenhoff, 160 p.
Deze recensie verscheen op 17 juli in De Morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten