Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 9 februari 2011

Met andere woorden (Ernst Timmer)

pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl

Het pennenkroontje krast waar het niet gaan kan en als je de yellende massa op het plein in Egypte ziet revolte­ren druk je de vermoeide pens tegen het bureau om te schrijven wat ge­zegd moet wor­den; als aanstonds de karmaanse zielenherder de krassen komt inspecteren zie je zijn hoofd al karmaans zielenherderachtig schud­den…

Dat zij daar in Cairo op dat plein al aan het roepen zijn dat de president wat gestreken on­der­goed in zijn valies mag smijten en subiet zijn privéjet dient aan te slingeren: het geeft alle­maal te denken want vandaag is het Mubarak die het luchtruim kiest en morgen mag een vredesprijswinnaar of een moslim­broe­der zijn behang tegen de wanden van het presidentieel paleis duwen… het stijfsel zal nog niet zijn opgedroogd of ook díe farao’s zullen op het Egyp­tische volk hebben gespuugd.

En Khalid de reisgids die de mensen met angst in hun ogen als pissebedden onder een opge­lichte steen ziet krioelen om zich in ronken­de bussen te wurmen, en een handvol tellen later is de piramide van Cheops een gloeiende steen­klomp zonder pissebedden; Memed de taxi­be­stuurder doet mooie zaken met af en aan rijden naar het vliegveld want de Sfinx is magni­fiek maar kan alleen aanbeden wor­den als er eens geen opstand is of dreigt of is geweest… na het tellen van zijn fooien is de goud­mijn leeggeschraapt en geen toerist meer achtergebleven om nog maar een enkele cent in het woes­tijn­zand te morsen. Zo spelen alle obers, tapijtver­ko­pers, verhalenvertellers, en ook de schoenpoet­sers van de obers, de vlooienkrabbers van de tapijtverkopers en de speekseldragers van de verhalen­ver­tellers hun broodwinning kwijt en weten de lakeien van Mubarak hen naar de hoofd­stad te bewe­gen; in wilde razernij op paar­den en kamelen de straten binnen te denderen, dood en verderf te zaai­en zo­als zij dat in Soe­dan de helden van de Janjaweed hebben zien doen. Ze gooien hun vuurpotten naar de verwe­kelijkte stadskinderen die vrede prediken en intussen het brood uit de monden van de toeris­tenentrepreneurs stoten. En toch is alles anders dan je denkt want de entre­pre­neurs zijn amb­tenaren ge­worden en voeden hun gezinnen met het bloedgeld dat de regering heeft uit­geloofd om chaos te kne­den waaruit de roep om de sterke man zal gebakken worden; om een nieuwe misdadi­ger in het zadel te helpen die het Egyptische volk weer eens dertig nieuwe jaren gaat knechten…

En zo wij goed ons best doen zien wij in de menigte hossers en hosanna roepende mannen een en­kele nuffige Nefertite, een kuise Cleopatra en een schuwe Sheherazade, je moet er werkelijk oog voor heb­ben want zij staan achter hun mannen, áchter hun mannen. In deze droeve dagen zien wij een revo­lu­tie zónder vrouwen, nu ja bijna zonder vrouwen; wij hadden dat graag anders gezien, wat is nu een revolutie zonder vrouwen, verrukkelijke vrouwen die de verse vrijheid vieren…? En de vrouwen die wij zien, zij juichen niet, zij omhelzen u niet… en ik zie ze zo graag die vrijheid vierende vrouwen. Op dolle dinsdag had in Nederland elke Trees een Canadees, en elke Kees kneep een oogje toe want de mof­fen waren verdreven. Niets van dat in Egypte, alle vrouwen zijn gesluierd en houden zich stil en als dat nog verder zo gaat zullen zij in Cairo en Alexandrië met burqa en niqaab de straten vagen en zal Egyp­te een door Qatar geolied broeinest van Al Qaida-strijders worden: vertrouw nooit een Q die zich los­scheurt van u.

En zult u nu nooit eens van de geschiedenis leren dat er van de geschiedenis niets te leren valt dan dat áls de arme kleine vertrapte gehoonde bespuwde en met beloften gepaaide kleine man de moed heeft om recht te staan en “kus mijn kloten” te schreeuwen; dat dan de nieuwe generaals en tiran­nen elkaar verdringen om dit leger kleine moedige mannen aan te vuren en zich te laten kronen tot de nieuwe farao; dat de bakkers het succes van de revolte zullen meten aan de prijs van het graan; dat de koks bruine bonen op de plank willen hebben om het volk zijn ful te kunnen serveren; dat de arme kleine vertrapte ge­hoonde bespuwde en met beloften gepaai­de kleine man zijn tong bij nader inzien toch liever ge­bruikt om er woor­den mee uit te spre­ken die passen in het raam van zijn commerce; dat het leger de nieuwe dicta­tor de rust zal verzekeren die de toeristen terugbrengt naar Gizeh.

En Allah verhoede dat het in de stilte na de storm tot vrije verkiezingen komt! Want de ganse wes­ter­se wereld aanbidt het gouden kalf der democratie tot aan het moment dat de muzel­mannen imams en ayatollahs met goud en brokaat omhangen en tot hun leider kiezen; dan komt Mozes van de berg en maant het volk en verpulvert het gouden kalf… maar de fles van Alad­din is alvorens ge­bro­ken: van Casablanca tot Lahore heerst de geest der Mo­hamme­daan­se Mid­deleeuwen en geeft de de­mo­cratie het nakijken: en Sheharazade zal meer dan 1001 nachten verborgen blijven, de mooie neus van Cleopatra zal in een sluier prikken en geen Nefertite zal als farao onze harten sneller doen kloppen.

Je legt je pen neer en de karmaanse zielenherder opent de deur en zegt: je hebt daar over je papie­ren gebogen gehangen om over de wereld van vandaag te schrijven terwijl al wat er valt te zeggen al gezegd is, er valt niets meer te schrijven dan wat er is gezegd over de revo­luties van Iran en Tunesië, over mensenrechten in Syrië en Libië, over de koningen van Ma­rok­ko en Saoedi-Arabië, over de seculiere legers van Turkije en Algerije, over de meedogen­lo­ze Ali Baba’s in de grotten van Pakistan en Afghanistan, over Jodenhaat in Jemen en Jorda­nië. En je antwoordt de karmaanse zielen­herder dat je een kruis wilt trekken over al die oude dingen en dat je de wereld van vandaag opnieuw uit wil spreken met andere woorden.

Ernst Timmer (°1954) debuteerde in 1990 met Het waterrad van Ribe. Zijn roman De stille omgang werd in 1999 genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Nu staat hij met De Noordzee opening op de Libris longlist 2011. Zijn werk verschijnt bij uitgeverij Prometheus.

12 opmerkingen:

Blimundus zei

Zonder de verwijzing naar Trees en Kees had ik aan Boon gedacht.

Anoniem zei

Ha! Het zou wel pedant zijn als kaaskop Boon te pasticheren... dat moet een Vlaming maar doen!
Ernst Timmer

Annick Vandorpe zei

Ik mag niets zeggen, maar lezers, waar blijven jullie? Laat die drempelvrees varen!

Luc zei

Een gokje. AFTh. Om het barok. En de rellen in Egypte zou je kunnen verwisselen voor de krakersrellen die AFTh in romanvorm heeft gegoten.

Ernst Timmer zei

Elsbeth Etty deed in de NRC al de suggestie dat ik met mijn roman "De Noordzee opening" commentaar lever op "De tandeloze tijd". Dat was (te) veel eer voor mij, ik ben een liefhebber van Adrie's barok. Maar nee, deze pastiche was andere barok, laten we zeggen baroque...

A. zei

Michel Houllebecq misschien?

Ernst Timmer zei

Beste A, dat is nog heel zo'n gek idee niet. Wee de Q die zich loszingt van u! Dat kan natuurlijk naar Houellebecq verwijzen... ik zou 't bijna goed rekenen!

jeannette zei

Nou ja, Ernst, ik dacht aan Gerard Reve. Ik weet niet goed waarom, het was een gevoel...

Ernst Timmer zei

Hoi Jeannette, ik heb toevallig vorige maand Nader tot u weer eens door zitten bladeren, misschien dat ik daardoor wel een beetje beïnvloed ben geweest... maar nee!

Manu zei

Toch nog een gok op een Vlaming : Johan Anthierens?

Ernst Timmer zei

Wel, ik meen dat ik het nu moet onthullen. Zoals Bimundus (bijna) dacht: ik was zo pedant om als kaaskop Louis Paul Boon te pasticheren, met Trees en Kees als dwaalspoor... ik wens uiteraard de Egyptenaren een betere toekomst toe dan hen door mijn boontje in het vooruitzicht is gesteld!

Blimundus zei

Beste lezertjes: als er iemand (bijna) denkt, vrees dan de drempel! ;-)

Wel een geslaagde pastiche.