Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 21 februari 2011

Geestesoefening



Net heb ik een brief geschreven.
Geen elektronische brief maar een papieren brief, op echt briefpapier. Als kind had ik daar minstens tien soorten van. Wit of gekleurd, glad of kreukpapier, effen of met een bedrukking... u zegt het, ik bezat het. Briefpapier was een vast verjaardags- of kerstcadeau. Altijd gewaardeerd trouwens want ik hield van verzamelingen. Liefst grote verzamelingen. Nu heb ik één soort briefpapier. Een A5-formaat met een tekening van Van Gogh in de rechterbovenhoek. Ook een geschenk, van jaren geleden. Het is in zijn verpakking gebleven tot vandaag.

Op papier schrijven was wennen. Ik schreef een uur lang, en als ik niet vals had gespeeld was het nog trager gegaan. Helemaal eerlijk ben ik namelijk niet geweest. Eerst heb ik mijn brief getikt. Omdat ik een spellingchecker op mijn tekst wilde loslaten? Was het maar waar. Mijn motief is minder onschuldig.
De waarheid is dat ik al tikkend denk. Pas als ik aan mijn laptop zit komen mijn gedachten op gang. Niets vind ik zo inspirerend als een blanco Word document.
Een idee ontspint zich nog maar - een woord, een aanzet tot een zin - of ik ben al aan het tikken. Mijn vingers doen het gewoon, ik heb niets te zeggen. Ze verrassen me vaak, die paar zinnen, die paragraaf, die plots op het scherm staan. Niet om hun schoonheid, laten we dat direct duidelijk stellen. Wel omdat de gedachte, daar nu zo keurig in Cambria 12 uitgetikt, enkele ogenblikken daarvoor niet bij me opgekomen zou zijn.
Meestal zijn die zinnen die uit mijn hoofd op het scherm rollen prematuurtjes. Niet volgroeid, vaak zelfs niet levensvatbaar. Dat blijkt als de geplande tekst in zijn geheel op het scherm staat. Daarna begint het echte werk. Schrappen.

Het schrapwerk had ik achter de rug toen ik begon aan mijn papieren brief, waarin ik ding naar een zetel in de jury van de Prix Livre Inter, een literaire prijs die in het leven werd geroepen in 1975 en elk jaar in mei of juni uitgereikt wordt aan een boek van een Franstalige auteur. De jury is samengesteld uit 24 mensen, 12 mannen en 12 vrouwen uit alle streken van Frankrijk, en de voorzitter is dit jaar Amin Maalouf, die in 1993 de Prix Goncourt won met Le rocher de Tanios, een roman die zich afspeelt in het Libanese gebergte van zijn kinderjaren en gebaseerd is op een mysterieus personage dat opduikt in de lokale mythes maar waarvan het bestaan nooit bewezen is.

Terwijl ik pende en kramp in mijn hand kreeg, bedacht ik dat op papier schrijven een andere aanpak vroeg en dat het echte denkwerk dan aan het schrijven vooraf moest gaan. Het leek me een uitstekende geestesoefening en ik nam me voor het vaker te doen. Hoe zou Amin Maalouf aan zijn romans beginnen, op papier of onmiddellijk op de computer? Volgens mij doet hij het op papier. Ik kan het vragen als ik verkozen word. Als. Ik schat mijn kansen niet hoog in. Er zou een wonder moeten gebeuren voor een Belg, op de koop toe een Vlaming, in de jury van een Franse literaire prijs mag zetelen. Maar een passie voor literatuur overstijgt nationaliteit. Dat heb ik het selectiecomité proberen duidelijk te maken.
Het vroeg vier vellen.

Le Rocher de Tanios, Le Livre de Poche, 280 p.
De rots van Tanios, De Geus, 320 p.

2 opmerkingen:

Catherine zei

Mooi, Annick. Je stukje bracht me terug naar mijn jeugd, toen ik ook briefpapier kreeg én gebruikte. Ik duim voor een plaatsje in de jury.
Catherine M.

Petra zei

Ik vond het ook zeer leuk om briefpapier te krijgen. Als tiener heb ik echt 100-en brieven geschreven. Ik vind schriftjes en papier trouwens nog altijd leuk.
En wie weet lukt het je om in die jury te komen. Het 'hopen' is ook al leuk... Ooit las ik ergens: it's better to travel than to arrive...