donderdag 5 januari 2012
Praktische filosofie die past in jaszak of handtas
Filosofie toegankelijk maken voor een breed publiek: dit is het idee achter de Kleine Klassieken.
De boekjes passen in één hand en kunnen in om het even welke tas. Dat is goed gezien. Het is perfecte lectuur om wachttijden te verlichten en zelfs interessant te maken. De reeks bestaat sinds 2009 en telt intussen zestien titels. Bij de keuze van de najaarstitels heeft Uitgeverij Boom ingespeeld op het succes van Seneca’s Gelukkig leven, een van de toppers in de reeks. In twee van de vier nieuwe delen is geluk het hoofdthema.
Uit de mond van Arthur Schopenhauer (1788-1860) klinkt een titel als De kunst om gelukkig te zijn cynisch. De Duitse filosoof staat immers bekend als de grootste pessimist van alle filosofen. In zijn ogen is geluk een onbereikbaar doel. Het vinden van geluk, stelt hij, vereist een negatieve weg.
De kunst om gelukkig te zijn bevat vijftig leefregels die moeten helpen om het leven ondanks alle ellende op gelukkige wijze te leiden door beroep te doen op de menselijke vindingrijkheid en het gezond verstand.
Dat Schopenhauer de leefregels tussen 1822 en 1829 neerschreef, bijna tweehonderd jaar geleden, doet niets af aan hun moderniteit. Zijn uiteenzettingen geven blijk van een scherp psychologisch inzicht en zijn gekruid met citaten van Griekse en Latijnse filosofen die eerder over de onderwerpen schreven. Sommige zijn confronterend, andere klinken vertrouwd in de oren, maar ook aan deze laatste geeft Schopenhauer een originele wending.
Het Zakboekje van Epictetus (50-ca. 130) leunt aan tegen De kunst om gelukkig te zijn, al beogen de levenslessen van Epictetus in de eerste plaats een evenwichtig leven – binnen de Stoïcijnse filosofie een noodzakelijke voorwaarde voor geluk. De drieënvijftig wenken in het Zakboekje zijn gebaseerd op de colleges van Epictetus. Doordat ze duidelijk oorsprong vinden in een maatschappij waar de vrouw aan de haard hoort en waar orakels en goden belangrijk zijn, doen ze soms wat ouderwets aan. De levenshouding die Epictetus predikt is bovendien extremer en minder makkelijk na te streven dan die van Schopenhauers geluksleer. De relevantie van dit boekje ligt in de “mogelijke” filosofische houding die Epictetus geeft; zich daarvan bewust zijn kan geen kwaad.
De twee resterende nieuwe titels in de reeks gooien het over een andere boeg.
In Ik geloof dat ik geloof geeft de Italiaanse filosoof Gianni Vattimo (°1936) zijn visie op een “volwassen” christendom. Toen het boekje in 1996 in Italië verscheen, lokte het controverse uit in gelovige kringen, ook omdat Vattimo hier uitkomt voor zijn homoseksualiteit.
Vattimo, die geldt als een van de belangrijkste postmoderne denkers, begon zijn leven als militant katholiek. Na zijn vijfentwintigste keerde hij het christelijk geloof de rug toe, om recent terug te keren als een “half gelovige”. In Ik geloof dat ik geloof legt hij die terugkeer, die hij ook in de maatschappij constateert, uit vanuit zijn filosofische achtergrond.
Geloven, stelt Vattimo, betekent niet zich neerleggen bij de dogmatische leer van de Kerk en ook niet alles van het evangelie blindelings aanvaarden, maar de naastenliefde centraal te stellen en proberen te begrijpen welke betekenis de evangelische teksten vandaag kunnen hebben in dat licht. Hij pleit voor een “vriendelijk” christendom waarbij ieder vrij is te kiezen in welk deel van de christelijke leer hij of zij gelooft. Voor de leek is het in het begin worstelen met Vattimo’s vakjargon, maar de inzichten die hij voor die moeite krijgt lonen.
Als één van de vier nieuwe Kleine Klassieken als levensnoodzakelijke lectuur mag betiteld worden is dat wel De kunst van het gelijk krijgen, weeral van Schopenhauer. Hij maakt de lezer hier wegwijs in de eristische dialectiek, de kunst om te discussiëren en wel zo dat je gelijk krijgt, terecht of onterecht. Door zijn aangeboren ijdelheid wil de mens altijd gelijk krijgen, stelt hij. Aan de hand van achtendertig kunstgrepen laat hij zien hoe we elke discussie kunnen winnen. Een verlegen gesprekspartner? Een debat onder geleerden voor een ongeleerd publiek? Een tegenstander die minder aanzien geniet bij de toehoorders? Voor elke situatie bestaat een tactiek.
Vaak zijn het trucjes, streken zelfs. Neem nu kunstgreep 23. Door te ruziën, stelt Schopenhauer, zet je de tegenstander aan zijn oorspronkelijke uitspraak te overdrijven tot die niet meer waar is. Als je die overdrijving dan weerlegt lijkt het of je de oorspronkelijke uitspraak hebt weerlegd. Voor wie een geraffineerdere aanpak verkiest is kunstgreep 18 beter geschikt. Daar gaat het om mutatio controversiae : ziet het ernaar uit dat je gaat verliezen, stuur de discussie dan een zijpad op en dwing een verandering van het geschil af.
Iedereen is erbij gebaat dit boekje te lezen, niet om kost wat kost gelijk te leren halen maar om een helder inzicht te krijgen in de manier waarop discussies verlopen en de argumentatie van een oneerlijke tegenstander te doorzien.
Voor het geluk van de mens is het noodzakelijk dat hij iets doet, iets onderneemt of iets leert, stelt Schopenhauer in zijn geluksleer. De Kleine Klassieken leren ons stilstaan, vragen stellen, bewust worden. Of we zo het geluk gaan vinden valt nog te bezien.
-De kunst van het gelijk krijgen, Schopenhauer, Uitgeverij Boom, 88 p.
-De kunst om gelukkig te zijn, Schopenhauer, Uitgeverij Boom, 102 p.
-Ik geloof dat ik geloof, Gianni Vattimo, Uitgeverij Boom, 104 p.
-Zakboekje, Epictetus, Uitgeverij Boom, 88 p.
Deze recensie verscheen op 4 januari in Uitgelezen, de boekenbijlage van De Morgen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten