Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

zondag 9 oktober 2011

De tweede beweging van het Magnificat


Met twee Franse vrienden ging ik naar het Festival du Livre in Mouans-Sartoux. We vonden parkeerplaats voor een zaak met tweedehandskledij. P. wilde daar per se binnen, zijn vrouw begreep het niet. De dames aan de kassa (struis, een permanent, veel make-up) praatten zonder op ons te letten.
'Ik was de boekhouding aan het doen en luisterde naar de tweede beweging van het Magnificat,' zei de een tegen de andere.
Ik herhaalde die zin toen we buiten waren. Het was een goed begin, daar waren we unaniem in.

In de hallen waren de stands in opbouw. Ik zag geen andere bezoekers, alleen uitgevers, handelaars en auteurs van streekromans. We dronken een espresso en gingen toen buiten de bakken van de bouquinistes doorzoeken. Hoewel ik geen titels voor ogen had, verliet ik de eerste kraam met zes boeken.

Ik trof mijn vrienden enkele stalletjes verder bij een tafel pulpromans. Paperbacks met kitscherige omslagen, allemaal van een zekere San Antonio, een auteur die inspiratie vond in voedingselementen, dat leidde ik af van de titels: La fin des haricots, La vérité en salade, Une banane dans l'oreille of doodgewoon Du poulet au menu. De flapteksten eindigden met Lis ce bouquin! (incluis het uitroepteken)

P. zei dat San Antonio fantastisch was. De handelaar viel hem bij. Deze man (een jaar of zestig, in bermuda, een ernstig gezicht) beweerde dat er geen Franse auteur was aan wie meer doctoraatsverhandelingen waren gewijd dan San Antonio, die in het echt Frédéric Dard heet en tussen 1940 en 2000 tweehonderdachtentachtig boeken, twintig theaterstukken en zestien filmadaptaties heeft geschreven.
Ik trok mijn wenkbrauwen op. Nooit van gehoord. De winkelier was verontwaardigd. Om de sfeer te verlichten begon P. te praten. Hield de winkelier ook van het werk van Michel Audiard? De man moest bijna glimlachen, zo nauw lag deze auteur hem aan het hart. Ze wendden zich allebei tot mij, hun ogen vol verwachting. 'Wie is Audiard?' vroeg ik. Hierop raakte winkelier bijna in shocktoestand. Om de gezondheid van de man niet te compromitteren verliet ik de kraam, met Y en avait dans les pâtes en Bravo, docteur Béru in mijn tas.

Audiard, vertelde P., was een geniale dialogenschrijver. Hij stond bekend als scenarist, maar had ook enkele romans geschreven, goede romans zelfs.
P. vond dat Audiard lezen essentieel was. We liepen alle kramen af om naar werk van hem te vragen. Onbekenden draaiden zich om toen ze de naam opvingen. Een dame klampte ons aan. Was hier werk van Michel Audiard te koop? We moesten haar teleurstellen. De handelaars hadden in de loop van hun carrière maar een of twee boeken van Audiard binnengekregen.
Zo zaaiden we een spoor van conversaties, over hoe formidabel Audiard schreef en hoe onbegrijpelijk het was dat zijn romans niet meer te vinden waren.

Na de lunch (gefrituurde visjes) liepen we de hal met de fictie binnen. De drukte liet nog steeds op zich wachten, misschien door de treinstaking. Aan lange tafels zaten auteurs keurig achter een naambordje een punt in de verte te fixeren, weeral heel pijnlijk. We praatten met de uitgever van Ginkgo, die lyrisch deed over Qu'a-t-elle vu, la femme de Loth? van Ioànna Bourazopoùlou, een Griekse. Mijn vrienden besloten de roman te kopen, maar toen ze wilden betalen merkten ze dat hun geld op was.
'Geen probleem,' zei de uitgever, 'neem het boek mee en stuur me een cheque.'
'Geen sprake van,' zeiden ze, 'we lopen naar de bank.'
'Mij maakt het niet uit,' zei de uitgever en hij duwde het boek in hun handen. 'Hier, dan heb je het al.'
Voor we het festival verlieten trok P. geld uit de muur. De uitgever leek aangedaan toen P. hem betaalde. 'Dat moest echt niet!' zei hij.

Ik kreeg zin om ook een boek bij Ginkgo te kopen, om het even welk en meer dan één, maar onze tijd was op.

Geen opmerkingen: