Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 11 maart 2013

Kunst en verraad

Historische en fictieve personages ontmoeten elkaar in een spannende intrigeroman over de chaos die aan de vooravond van de burgeroorlog in de Spaanse hoofdstad heerste. 

In het oeuvre van Eduardo Mendoza (1943) krijgt zijn geboortestad Barcelona een glansrol. In zijn debuut, De zaak Savolta (1975), schreef hij over misdaad en illegale wapenhandel in het verarmde Barcelona van 1917-1919. De roman verscheen enkele maanden voor de dood van Franco en wordt beschouwd als het startschot van de Spaanse postfranquistische literatuur. Mendoza’s internationale doorbraak kwam met De stad der wonderen (1986), een kroniek van Barcelona tussen de Wereldtentoonstellingen van 1888 en 1929. In zijn nieuwe roman duikt de Spaanse auteur ook weer in de geschiedenis van zijn land maar kiest hij voor een ander decor: het Madrid van 1936.

Een ogenschijnlijk onschuldige opdracht brengt de Engelse kunsthistoricus Anthony Whitelands in het voorjaar van 1936 naar de Spaanse hoofdstad. Hij moet de schilderijen taxeren van de hertog van Igualda, die een deel van zijn kunstbezit wil verkopen om naar het buitenland te kunnen vluchten. De situatie in Spanje verslechtert elke dag. Madrid is een web van politieke groeperingen die elkaar bespioneren en dwarsbomen, en het land lijkt af te stevenen op een bloedige revolutie.

Tot zijn verrassing treft Whitelands in de collectie van de hertog een nog ongekend doek aan van de zeventiende-eeuwse hofschilder Diego Velázquez. Als hij dat aan het licht kan brengen, weet hij, is zijn naam in de kunstwereld gemaakt. Maar complicaties treden op. De jonge Brit wordt verliefd op de bevallige dochter van de hertog die haar hart heeft verpand aan de leider van de fascistische partij de Falange. En de plannen van de hertog blijken minder zuiver dan hij laat uitschijnen.

Van Mendoza, die tot een van de belangrijkste hedendaagse Spaanse auteurs wordt gerekend, werden reeds verscheidene romans verfilmd. Ook De neergang van Madrid leent zich tot cinema. In een spannende feuilletonstijl beschrijft Mendoza het wespennest van intriges waar zijn protagonist in belandt. Het land is versplinterd in allerlei kleine politieke groeperingen die elkaar voortdurend saboteren. Whitelands krijgt in Madrid met mensen van diverse pluimage te doen, van Spaanse edellieden tot militairen, agenten van staatsveiligheid, politieke activisten en een straatarm hoertje en haar beschermheer. Als buitenstaander probeert de Brit zich afzijdig te houden, maar iedereen blijkt iets van hem te willen bekomen. Al snel wordt hij ingeschakeld in plannen waar hij zelf geen weet van heeft en die zijn leven in gevaar brengen.

Vaardig verweeft Mendoza geschiedenisfeiten in de plot en brengt hij fictieve personages samen met historische figuren zoals generaal Franco die de staatsgreep van 17 juli 1936 aan het voorbereiden is, de eerste minister Manuel Azaña die gelooft dat de Spaanse republiek nog te consolideren is en vertrouwen heeft in het leger, en de charismatische leider van de Falange, José Antonio Primo de Rivera, die beseft dat hij geen lang leven beschoren is en in november van datzelfde jaar, tijdens de eerste maanden van de burgeroorlog, inderdaad geëxecuteerd zal worden.

Naast het doek van Velázquez dat de hertog van Igualda in zijn souterrain verbergt en dat volgens Whitelands een nieuw licht laat schijnen op het privéleven van de Spaanse grootmeester, speelt ook een ander schilderij een belangrijke rol in de roman. Wanneer Whitelands de hertog voor het eerst opzoekt en in de ontvangsthal wacht, wordt zijn aandacht getrokken door een kopie van De dood van Actaeon van Titiaan, waar een tafereel uit de Griekse mythologie wordt verbeeld, namelijk van de jager Actaeon die de godin van de jacht in het bos heeft onderschept terwijl zij aan het baden was, door haar in een hert is veranderd en door zijn eigen meute honden wordt verscheurd. Het doek keert meerdere keren terug in het verhaal, wat een symbolische functie heeft, want alle personages zijn in zekere zin jagers die uiteindelijk zelf gevangen worden. Het Madrid van 1936 is immers een podium voor spionage en verraad. Naar het einde toe blijkt elk personage verborgen bedoelingen te hebben. Mendoza, die graag de satirische toer opgaat, laat de onthullingen elkaar zo snel opvolgen dat het bijna een klucht wordt. 

De neergang van Madrid werd in 2010 bekroond met de befaamde Premio Planeta. Behalve een meeslepende historische roman is het een magnifieke ode aan Velázquez. De passages waarin Whitelands zich in het Prado in contemplatie verliest voor een doek van de Spaanse grootmeester, behoren tot de mooiste van de roman en geven de lezer veel zin om het werk van Velázquez te (her-)ontdekken.
De Spaanse titel van de roman, Riña de gatos. Madrid 1936 (Kattengevecht. Madrid 1936), zou trouwens perfect op een doek kunnen slaan. Helaas is deze knipoog naar de schilderkunst in de Nederlandse vertaling verloren gegaan.

De neergang van Madrid, Meulenhoff, 397 p.
Deze recensie verscheen op 6 maart in de literatuurbijlage van De Morgen.

Geen opmerkingen: