Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 22 maart 2013

Eenzame gevechten


Op een lage tafel stonden gekoelde flessen witte en rosé wijn en schaaltjes met taco’s, guacamole en groene wasabichips. We waren met zes vrouwen van vijf nationaliteiten. Er was een Amerikaanse bij die op doorreis was. Ze kwam van Californië, was ooit getrouwd geweest en had geen kinderen. Een maand geleden had ze haar baan opgezegd. Ze had haar auto verkocht en haar hond bij haar zus afgezet en nu ging ze reizen door Afrika en Azië.

Haar verhaal oogstte enthousiasmekreten en langoureuze blikken. We gaven haar gelijk, als we in haar schoenen stonden zouden we hier niet in de sofa zitten, we zouden op dit ogenblik op reis zijn. Ik zou door Venezuela trekken, ik zie het voor me, ik zit in een bus en reis van de kust naar het hooggebergte en dan via de llanos naar het land van de tafelbergen tegen de grens met Brazilië en onderweg stop ik in steden en gehuchten en ga ik praten met fruitventers en restauranteigenaars, vissers en touroperators, professoren en goudzoekers, ik ben in iedereen geïnteresseerd, en ’s avonds tik ik de gesprekken uit in een pension boven de Orinoco of een bouwvallig motel langs de baan en als ik genoeg getuigenissen heb verzameld sluit ik me op in een kamer met een internetverbinding om het materiaal te analyseren en een dieptereportage te schrijven over de situatie na de dood van de president, over de bekommernissen, verlangens en hoop van de Venezolanen, en dat artikel verkoop ik aan een Belgische krant en ook aan buitenlandse bladen want de hele wereld mag het fijne weten over de complexe en trieste situatie van Venezuela.

Misschien blijf ik daarna een tijd plakken om me te verdiepen in het werk van opkomende Venezolaanse auteurs en ondertussen pik ik waarschijnlijk een lokale koers mee want ook in Venezuela is hardlopen een hype, dat weet ik uit goede bron. Het literatuuronderzoek (of de koers) leidt dan weer tot een ander reportage-idee en een nieuwe bestemming.

Mijn verplaatsingen zouden me inspireren tot verhalen. De ervaringen onderweg zouden hun weg vinden naar fictie of misschien naar zuivere reisliteratuur, ik houd nogal van dat genre, rond mijn vijfentwintigste las ik niets anders, ik verslond de boeken van Bruce Chatwin en Paul Theroux, maar ook die van minder bekende schrijvers zoals de Amerikaan Robert Dean Frisbie (1896-1948) en de Nieuw-Zeelander Tom Neale (1902-1977). Neale en Frisbie ontmoetten elkaar op Rarotonga, een van de Cook eilanden. Frisbie had toen al over de Stille Zuidzee geschreven, onder andere over zijn verblijf op de afgelegen atol Suwarrow (The island of desire). De verhalen van Frisbie intrigeerden Neale. Hij trok zelf naar Suwarrow en leefde daar van 1952 tot 1954, van 1960 tot 1964 en van 1967 tot zijn dood in 1977. Het verslag van zijn twee eerste verblijven tekende hij op in An island to oneself.

Van wat Neale meemaakte weet ik geen details meer, maar de inspiratie die het boek me gaf herinner ik me goed. Het is waarschijnlijk die worsteling van de mens met de elementen en met zichzelf die me zo aansprak. Dat spreekt me nog altijd aan. Waarom doe ik aan hardlopen? Waarom schrijf ik? Het zijn allebei eenzame gevechten.

Maar daar praatte ik niet over op die vriendinnenavond, ik dacht er zelfs niet aan, ik had het te druk met luisteren. De Amerikaanse zei dat ze in Californië geen positieve reacties had gekregen op haar reisplannen. De mensen vonden het onbezonnen, ze nam domme risico’s. Ze haalde haar schouders op. Amerikanen reizen niet, zei ze, waarop de gastvrouw meldde dat we aan tafel konden gaan.

We aten pikante noedelsalade met aubergine en mango en daarna stoofschotel met lam, gevolgd door een assortiment Franse kazen, en ondertussen spraken we over de productiewijze van Beaufort, over liefdadigheidsprojecten in Ghana, over het toedienen van eerste hulp bij ongevallen, over goedkope huurvilla’s met twee zwembaden in Bali, over de onbegrijpelijke heisa rond Vijftig tinten grijs (vier van ons zes hadden dat boek gelezen), over het verslavingseffect van een stoomreiniger en, toen de avond gevorderd was, over het wel en wee van een minnaar.
Geen tijd voor, luidde de conclusie.

An island to oneself (Tom Neale), Ox Bow Press, 255 p.

Geen opmerkingen: