Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 28 mei 2010

Uit respect voor de vis



Op de dag na het feest zat ik in de tuin met Vissen redden van Annelies Verbeke.

De schaduw was allang verdwenen, de zon prikte nu bijna pijnlijk en ik had dorst, maar ik kon me niet overtuigen op te staan. Daarvoor intrigeerde Monique Champagne me te zeer. U leest het goed: Monique Champagne. Met deze feestelijke naam heeft Annelies Verbeke haar hoofdpersonage bedacht.

Monique Champagne heeft haar schrijverscarrière opzij gezet om zich in te zetten voor de vis. Zij zal de vissen redden, en de wereld voor ondergang behoeden. Voor de krant heeft ze een artikel geschreven over overbevissing, en nu is ze gevraagd op te treden op internationale viscongressen. Het droge wetenschappelijke programma moet zij opfrissen met een dichterlijke noot.
Aan de vooravond van haar vertrek geeft Monique Champagne een feest voor haar vrienden, die als zeedieren of vissers hun opwachting maken in haar huis. Monique Champagne zelf ontvangt in de hoedanigheid van een tonijn, de vis die ze het meest bedreigd acht. De gasten hebben veel plezier, maar zij is eenzaam, dat voelen we.

Het eerste congres dat Monique Champagne aandoet is het 8TH CONGRESS OF ICHTIOLOGY in Tallinn, Estland. Een Oostenrijkse wetenschapper gaat rond haar cirkelen en drukt haar een manuscript in de hand. 's Anderendaags wordt ze aangeklampt door een vrouw die haar verwart met een oude jeugdvriendin. Monique Champagne laat het allemaal gebeuren en belandt van de ene in de andere absurde situatie. Dat gaat het hele boek zo door, van Tallinn naar Lissabon, Athene en Vladivostok.

Vissen redden is eigenlijk een droevig verhaal, maar dan boordevol humor. Annelies Verbeke vertelt luchtig, op een droge afstandelijke manier, wat mij - ondanks mijn inmiddels lichte staat van verbranding - altijd weer deed glimlachen.
De taal is puur genot: rijk maar toch uitgepuurd, met beelden die blijven hangen. Om u een idee te geven citeer ik even (het gaat over de kalende Oostenrijkse wetenschapper die Monique Champagne 's middags voor het eerst heeft aangesproken):
"Die avond bij het diner zat hij schuin tegenover haar. De dunne lange haren die hij zo vakkundig met haarlak over zijn kale schedelpan had geplakt, kwamen nu los van zijn hoofd als het deksel van een pedaalemmer. Het zou niet lang meer duren eer dat deksel horizontaal naast zijn slaap bleef hangen, als de kruin van een andere, omgekeerde man."

Op subtiele wijze worden we ingewijd in het verdriet van Monique Champagne. Langzaam lost Verbeke het gegeven op in het verhaal, als een suikerklontje in de koffie. Pas op het einde smelt het helemaal en weten we alles.
Kan je de wereld redden als je jezelf niet kan redden? Die vraag moet Monique Champagne ten slotte onder ogen zien.

Toen ik Vissen redden uit had, stond ik op en liep naar de keuken om iets te eten. In de ijskast vond ik een restje zalmquiche, het culinaire succes van het feest.
'Geen verantwoorde vis,' scandeerde Monique Champagne in mijn oor toen ik een hap wilde nemen.
Beter eten dan weggooien, redeneerde ik. Uit respect voor de vis.
Monique Champagne zei niets meer.
Ga niet weg! dacht ik, want volgende keer, eerlijk waar, loop ik de visboer straal voorbij.

Geen opmerkingen: