Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 21 mei 2010

Miljonair



Vous pouvez devenir millionaire.

Dit stond in flitsende letters op de Promenade des Anglais. Ik keerde terug van een dag Nice en Vingt-quatre heures de la vie d'une femme van Stefan Zweig vulde mijn hoofd. Ik was in de novelle begonnen bij de kapper, daarna had ik het dichtstbijzijnde terras opgezocht, waar ik de geplande boodschappen op slag was vergeten en had doorgelezen tot het tijd was om naar huis te gaan, de laatste bladzijden al wandelend, op de terugweg naar het ondergronds parkeerterrein.

Het was mijn eerste Zweig. Ik had lang kunnen weerstaan. De naam belaagde me al maanden, in literaire bladen, op de rekken van de bibliotheek, in de boekhandel: overal zag ik Stefan Zweig.
Ik had gelezen over zijn tragisch einde. De schrijver, die in 1881 in Oostenrijk werd geboren in een welstellende Joodse familie, was een overtuigd pacifist en pleitte voor een geestelijk verenigd Europa. Toen de nazi's aan de macht kwamen in Duitsland, zag hij onmiddellijk het grote gevaar daarvan in. Hij week uit naar Engeland en zijn boeken werden in Duitsland verboden. Gedesillusioneerd zag hij toe hoe de Tweede Wereldoorlog begon. Hij verhuisde naar Brazilië en pleegde op 22 januari 1942 samen met zijn vrouw zelfmoord.

Vingt-quatre heures de la vie d'une femme verscheen in 1927. Het verhaal speelt zich af in een klein pension aan de Côte d'Azur. Tussen de gasten heerst er opschudding: de delicate en gesloten Mme Henriette, met haar echtgenoot en twee dochtertjes op verblijf in het pension, is ervandoor met een andere gast, een jongeman die de dag tevoren is aangekomen.
Bij de maaltijd 's anderendaags worden hevige discussies gevoerd. De verteller (die onbenoemd blijft) neemt het op voor Mme Henriette, terwijl de andere tafelgenoten het gedrag veroordelen. Alleen de gedistingeerde Mrs. C..., een Engelse dame van 67 jaar, houdt zich op een afstand.
Na de maaltijd komt Mrs. C... het voorval met de verteller bespreken. Hij voelt in haar een tegenstrijdigheid: al keurt ze de vlucht van Mme Henriette af, toch heeft ze sympathie voor he standpunt van de verteller. De vrouw, die zich anders altijd terugtrekt, komt hem meer en meer opzoeken. Als zij verneemt dat hij binnen enkele dagen zal vertrekken, is ze aangedaan en nodigt ze hem uit op haar kamer. Tijdens een lang gesprek verneemt hij welke herinneringen het voorval bij Mrs. C... heeft teruggebracht.

Mrs. C... is op haar veertigste weduwe geworden. De kinderen zijn het huis dan al uit. Uit verveling reist ze naar Monte-Carlo. Daar bezoekt ze het casino, niet om zelf te spelen, maar om op de plaats te zijn waar "de wervelwind van het leven het snelst is". Na het overlijden van haar echtgenoot is van haar gevoelsleven niets meer over, en daarom geniet ze zo van de passie bij de goktafels. Ze observeert vooral de handen van de gokkers, dat heeft haar man haar geleerd. Terwijl de meeste spelers hun gelaatsexpressie kunnen beheersen, verraden hun handen altijd hun werkelijke emoties.

Op een avond ziet Mrs. C... een paar handen zoals ze nooit eerder heeft gezien: fijne blanke handen van een uitzonderlijke schoonheid, maar wat haar bovenal fascineert, is hun taal: opwinding, verlangen, hoop, wanhoop, dat alles drukken die handen uit. Ze is zo gefascineerd dat ze ten slotte ook kijkt naar het gelaat dat erbij hoort. Ze ziet een jonge man van 24 jaar, opvallend knap en ten prooi aan hevige emoties. Nadat hij al zijn geld is verloren, gaat hij naar buiten. Zij is ervan overtuigd: hij gaat de dood tegemoet. Zij moet hem redden.
Ze volgt hem, praat op hem in, overtuigt hem dat hij moet gaan slapen, brengt hem in een koets naar een hotel en belandt met hem op de kamer.

Het is opmerkelijk hoe goed Stefan Zweig het personage van Mrs. C... neerzet: haar onmiddellijke fascinatie voor de jonge man, de strijd die in haar woedt wanneer ze naar hem toe gaat (is dit wel betamelijk voor een respectabele dame zoals zij?), de aantrekking die ze voelt, maar die ze zelf niet wil toegeven. Zweig weet precies wat hij moet zeggen, wat hij moet tonen en wat hij moet verzwijgen opdat de lezer zich het personage volledig kan toeëigenen.

In de vroege ochtend vlucht Mrs. C... uit het hotel, vol afschuw voor haar eigen daad, maar eerst spreekt ze met de jongeman af voor de lunch. Ze eten samen en maken daarna een koetswandeling over de corniche. Hij belooft nooit meer te gokken. Alle spanning heeft zijn gezicht verlaten. Zij, zijn redster, kijkt naar hem en beleeft de gelukkigste uren van haar leven. Na de koetsrit geeft ze hem geld voor een treinticket naar huis. De trein vertrekt om halfacht 's avonds. Zij heeft nog een afspraak voordien, daarna zal ze naar het perron komen om afscheid te nemen.
Het eind zal ik niet verklappen, maar het loopt anders af dan Mrs. C... had verwacht.

In Vingt-quatre heures de la vie d'une femme legt Stefan Zweig de hand op iets troebels in onszelf. Hoe gelukkig we ook zijn, hoe goed geankerd onze situatie ook is, alles kan plotsklaps veranderen. Wat we zelf een halfuur geleden nog onmogelijk hebben geacht, kan gebeuren. De Russische auteur Maxim Gorki, een tijdgenoot van Zweig, zei dat hij nooit eerder iets diepers had gelezen.

In een roes wandelde ik over de Promenade des Anglais, verbluft, zoals na mijn eerste Sandor Márai. Hoe bestond het dat ik Stefan Zweig nooit eerder had gelezen?
De laatste zin las ik ter hoogte van Casino Ruhl. Toen ik opkeek, flitsten de panelen met Vous pouvez devenir millionaire vlak voor me.
Ik stapte snel door.

Geen opmerkingen: