Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 19 mei 2010

De Guadagnini

pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl

De dag van de aanhouding werd er tegen tienen aangebeld bij familie Reneau. De keuken geurde naar het versgebakken brood dat op roosters boven het fornuis afkoelde. Op dinsdag was er tussen negen en twaalf uur stroom in de stad, tenzij een alarm werd afgekondigd, maar dat was niet gebeurd.

Charles Reneau zat met zijn moeder Elisa aan de keukentafel. Op Elisa’s linkerarm lag de Guadagnini. Met haar hand omklemde ze de hals, het corpus rustte op het blanke vel van haar binnenarm. Met een wollen doek poetste Charles het bovenblad op, waarbij hij nauwlettend de instructies van zijn moeder opvolgde. Charles was de enige van de drie zonen die het muzikale talent van Elisa had geërfd. Elke ochtend, voor ze samen concerteerden, leerde zij hem hoe hij de Guadagnini moest onderhouden. De viool was al honderd tweeëndertig jaar in het bezit van de familie.

De bel klonk hard en dringend door de traphal. Middenin een beweging hield Charles op. Verstijfd luisterde hij naar het schelle geluid.
‘Het is monsieur Rolin maar,’ zei zijn moeder op sussende toon.
Théophile Rolin was een vermaarde vioolbouwer die aan de buitenrand van de stad woonde. Zijn reputatie ging over de landsgrenzen; voor zijn werkplaats stonden frequent voertuigen met Britse, Zwitserse, zelfs Italiaanse kentekenplaten. Théophile Rolin had laten weten dat hij de Guadagnini wilde zien.
‘Ik dacht…’ begon Charles, terwijl hij de bibber in stem probeerde te bedwingen.
Elisa glimlachte hem minzaam tegen. Ze legde de Guadagnini in de koffer die op de tafel lag, nam een sleutelbos uit haar voorschoot en reikte die Charles aan.
Met het hoofd nog vol bangernis liep hij naar de voordeur. Hij moest drie sleutels bezigen voor de deur uit het slot sprong.

In de opening stond een lange dunne man in een zwart pak. Of dit het huis van Elisa Reneau was?
Charles knikte.
‘Théophile Rolin,’ zei de man terwijl hij Charles de hand schudde.
Charles ging de bezoeker voor naar boven. Zijn moeder stond al op de overloop. Ze had de keukendeur gesloten en de pronkkamer geopend. Charles zag dat ze haar voorschoot niet meer aan had. Haar lippen waren vurig rood gestift. Hij gluurde door de open deuren. De hoge ramen stonden wijd open. Het lentelicht stroomde binnen en flatteerde de friezen op het plafond. Op de buffetkast fonkelden twee kristallen glazen.
Elisa Reneau reikte Théophile Rolin de rechterwang aan en vroeg hem naar binnen te gaan; ze zou de Guadagnini halen. Ze gebaarde Charles mee te komen, hij volgde haar de trap af. Halverwege hield ze stil.
‘Ik heb niets om monsieur Rolin aan te bieden,’ zei ze terwijl ze gejaagd een lok uit haar ogen streek. ‘Hier heb je vijftig francs, loop even naar de kruidenier, wil je. Neem een fles rode wijn en vier handen amandelnoten.’ Voor Charles kon antwoorden, was ze alweer naar boven.

De straat was verlaten. Charles rende dicht tegen de muur van de huizen. ‘Vijftien, zestien, zeventien…’ Het was tweehonderd zevenenzestig passen tot bij de kruidenier, op goede dagen tweehonderd zestig.
Het gebeurde op pas honderd dertien, voor Bar L’Univers. Twee benen versperden Charles de weg. Hij hoefde zijn blik niet op te richten, hij herkende het uniform van de Duitse officier die de school met zijn troepen had bezet en daar nu al zes maanden bivakkeerde. De officier patrouilleerde geregeld in de straat.
‘Wat wilt u van me?’ stiet Charles uit.
De officier gaf geen antwoord, nam Charles bij de kraag en trok hem de gelagzaal van Bar L’Univers in. Tegen de muur stond een rij jonge mannen. Charles herkende de meesten, velen waren klasgenoten, anderen woonden ook in de buurt. Terwijl hij achter in de rij aansloot, hield een kaki pick-up voor de deur stil. Vier soldaten stapten uit. Een ijzige kou trok in Charles omhoog.

De officier had plaatsgenomen aan een tafel voor de toog. Twee soldaten flankeerden hem, de twee anderen surveilleerden de jongens.
Een voor een werden de jongens bij de officier geroepen; daarna greep een soldaat hen bij de arm en duwde hen de laadback van de pick-up in. Charles was de laatste aan de beurt. Een soldaat duwde hem op de stoel tegenover de officier. Op de tafel lagen een opengeslagen schrift, een rode en een blauwe balpen, een glas en een kruik bier.
De officier zette de punt van zijn blauwe balpen op een nieuwe regel. Op het schrift stond een soort tabel met aan het eind van elke lijn een rood kruis.
‘Naam?’ blafte hij.
‘Charles Reneau.’
‘Nationaliteit?’
‘Frans.’
‘Leeftijd?’
‘Zeventien jaar.’
‘Beroep?’
‘Muzikant.’
De officier, die Charles nog geen blik waardig had gekeurd, keek nu op. Hij nam een slok van zijn bier. ‘Welk instrument?’ vroeg hij.
‘Viool.’ Hij dacht aan zijn moeder die nu al ongerust moest zijn, en aan het stuk dat ze hadden ingeoefend voor Théophile Rolin.
‘Viool…’ De officier glimlachte kort. ‘Adres?’
‘456, boulevard Haussman.’
‘456?' De officier keek Charles onderzoekend aan.'De bel-etage?’
Charles knikte.
'Guadagnini?'
Charles knikte weer.
De officier legde zijn pen neer. Hij zat met zijn ellebogen op tafel, zijn handpalmen bedekten zijn gelaat. Toen hij opkeek, zag Charles dat zijn ogen vochtig waren. De officier consulteerde het gouden horloge om zijn pols. ‘Het is kwart voor elf. Gaat u nu maar, uw tijd is bijna aangebroken.'

De officier stond langzaam recht. Hij legde zijn hand op Charles' schouder en begeleidde hem naar de deur. Voor hij zich omdraaide en weer naar binnenging, deed hij teken dat de soldaten mochten gaan. Twee van hen klommen in de laadbak, de andere twee namen plaats in de cabine. Charles stond in de deuropening en keek naar de grond. Hij had de aandrang zich om te draaien, naar binnen te gaan en de officier te smeken zijn vrienden te sparen. Hij zou beloven viool te spelen, privé voor hem, alles wat hij wilde zou hij instuderen. Hij kon vandaag al beginnen, met het stuk voor Théophile Rolin, het concerto in re majeur van Johannes Brahms.
De motor startte.
Charles begon te rennen.



Wie pasticheer ik hier? Laat uw kleine vermoedens na op het reactieformulier.

16 opmerkingen:

Blimundus zei

Geen idee...

S. zei

Heel mooi, maar eveneens geen enkel idee...

Emily Gordts zei

O verdorie, ik wou dat ik het voor één keer kon raden! Maar, for what it's worth: ik heb ervan genoten...

Blimundus zei

Een Europese, en misschien wel Franse, schrijver uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Zelfs dat ben ik niet zeker!

Annick Vandorpe zei

Europees ja, hedendaags zelfs.

jacqueline zei

Heel mooi stukje geschiedenis van het huis in Montauroux naar Philippe Claudel denk ik

Annick Vandorpe zei

Inderdaad gebaseerd op de waargebeurde geschiedenis van de vorige huiseigenaar hier, maar niet naar Philippe Claudel. De auteur is niet Frans.

Manu zei

Een mooi verhaal over een gelijkaardig thema is 'Le silence de la mer' door Vercors. Maar hij kan het niet zijn, want Frans en niet meer hedendaags. David Grossman dan?

Annick Vandorpe zei

Zoek de auteur niet te ver.

Achille van den Branden zei

Moeilijk, hoor. Thomas Rosenboom heeft ergens een vioolbouwer rondlopen, maar de stijl is te vlak voor Rosenboom. Meer iets à la Leon de Winter of Maarten 't Hart. Verder kom ik niet.

Manu zei

Nog een gok. Hoewel ik de man en zijn oeuvre niet ken, het thema zou kunnen passen: Ischa Meijer .

Annick Vandorpe zei

Jawel, de naam is gevallen.

Annick Vandorpe zei

Maar wie is het? Meningen en argumenten alstublieft.

Blimundus zei

Van Maarten 't Hart lees ik op Wikipedia dat hij iets met klassieke muziek heeft. De link tussen Leon de Winter en het stukje zou de oorlog kunnen zijn. Ischa Meijer kunnen we strikt gezien niet meer hedendaags noemen. Van Thomas Rosenboom heb ik wel iets gelezen, Publieke Werken, en dan is het aankopingspunt misschien het ophangen van een verhaal aan een historische anekdote. Ik herinner mij weinig van wat ik van Grossman heb gelezen, maar ook daar speelt oorlog een rol natuurlijk.

Ik denk dat we de stijl moeten herkennen in de plaats van het thema, maar dat is niet gemakkelijk!

Annick Vandorpe zei

Hier komt de verlossing.
Het is wel degelijk Thomas Rosenboom: opgebouwd rond een historisch feit, een mannelijke hoofdpersoon, barokke taal. Ik snap de twijfel. Om goed te zijn had het weelderiger en fijngevoeliger gemoeten, maar helaas lukt dat niet zo op een wipje. (Rosenboom zelf schrijft aan een ritme van één bladzijde per dag.) Proficiat aan Achille!

Violette zei

Kan je een vervolg op dit verhaal schrijven?