Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 5 februari 2010

Knipperlichtcentrale



Er was een probleem met de auto. De knipperlichten wilden niet meer. Een gevaar op de baan, zo noemde P. mij. En dit net nu we op wintersport zouden vertrekken.
Ik telefoneerde naar de Renault-garage.
'Komt u maar om twee uur,' zei de secretaresse nadat de telefoon minstens zes keer was overgegaan.

Wachten is de belangrijkste activiteit die in de garage van ons dorp bedreven wordt. Ik herinner me de eerste keer dat ik de autokliniek aandeed. Voor een akkefietje.
'Installeert u zich gezellig in de wachtzaal,' zei de secretaresse. 'We komen u zo meteen halen.'
Nieuwsgierig liep ik de richting op die ze me aanwees.
Wist ik dat haar woorden een vrije interpretatie vroegen? Wie noemt een kille showroom waar tussen de Scenics en Clio's een aftandse salontafel is geprangd met verjaarde Femme d'aujourd'hui magazines nu "gezellig"? En sedert wanneer betekent "zo meteen" binnen twee uur?

Zij mochten nu ook op mij wachten. Om tien na twee, nadat ik eerst nog hout had binnengehaald, seldersoep had gemaakt en een vraag had beantwoord van een deelnemer aan de Week van de Pastiche, nam ik mijn jas van de haak en trok de voordeur achter me dicht.
Zo'n garagebezoek, had ik beslist, kon mits een goed boek een hoogtepunt van de dag, ja, zelfs van de week worden.
In mijn tas zat het meesterwerk van Italo Svevo, La conscience de Zeno (Bekentenissen van Zeno), waarin de oude Zeno Cosini op aanraden van de psychiater zijn levensverhaal doet. Ik zag me al zitten op die ongemakkelijke stoel in de wachtzaal, sippend van een gloeiende espresso uit het automaat, terwijl ik dwaalde in de krochten van Zeno's geweten. Een transcendentale ervaring, zo scheen het me toe.

Naar La conscience de Zeno ben ik maanden op zoek geweest zonder dat ik precies wist waarover het ging. Maar soms is het er gewoon, het gevoel dat we een bepaald boek moéten lezen, omdat het ons iets leert over ons diepste wezen. In december zag ik de roman dan eindelijk op de plank staan in Tropismes. Trillend van verwachting nam ik hem eruit, draaide hem om en las de achterflap.
-Pourquoi m'avez-vous quittée?
Pris de court, je n'eus pas le temps de fabriquer un mensonge. Aussi fus-je sincère:
-Je ne sais plus... j'ignore tant de choses de ma propre vie.

Ik stond daar tussen de rekken Italiaanse literatuur, in het geroezemoes van de post-kerst druktegolf, maar ik hoorde of zag niets. Ik was in het boek.

Dit gevoel, hoopte ik, zou ik opnieuw ervaren in de Renault-garage.
Op het parkeerterrein stond maar één auto. Aan de balie zat naast de gebruikelijke secretaresse ook een nieuwe. Er was geen enkele klant.
'Bonjour,' zei ik.
'Bonjour,' zei de oude, eeuwig gebronsde secretaresse. 'Het knipperlicht!'
Ik kon alleen knikken.
'Er gaat zo meteen een van de techniekers kijken. Wacht u even.'
'Gezellig,' zei ik. Ik glimlachte en tastte naar mijn boek. 'Ik ken de weg.'
In de wachtzaal was ik alleen. De meest recente Femmes d'aujourd'hui dateerde van juli 2009. Ik haalde La conscience de Zeno boven. Aan het verhaal, mocht ik vaststellen, gingen een biografie van Italo Svevo en een voorwoord van de vertaler vooraf. Na enig innerlijk beraad berustte ik erin: deze moesten ook.

Italo Svevo, las ik, werd in 1861 geboren als Ettore Schmitz in Trieste. Zijn eerste werk, Una Vita, verscheen in 1892, zijn tweede, Senilita, in 1896. Ontgoocheld door de onverschilligheid van de critici gaf hij het schrijven dan op. Pas na de Eerste Wereldoorlog begon hij aan La conscience de Zeno. De roman verscheen in 1923 en was onmiddellijk een internationaal succes. Ik dacht aan mijn eigen manuscript dat nog altijd op de bureaus van diverse redacteuren ligt en voelde me gesterkt. Er waren mij zovelen voorgegaan, zelfs Svevo. Aan deze vredige bespiegeling werd een bruusk einde gemaakt door een schetterend lawaai.

'Madame!' galmde het door de showroom. Aan de overkant van de zaal kon ik de balie zien. Beide secretaresses stonden recht en maakten grote armbewegingen naar me. Ze waren waarschijnlijk al een eind aan het roepen.
Ik zwaaide met mijn boek en liep op hen af.
'Ik was aan het lezen in Italo Svevo,' wilde ik ter verontschuldiging zeggen, maar de secretaresse, de gebruinde, was me voor.
'Het is de knipperlichtcentrale. Slecht contact. Die moet vervangen worden. De pomp van het zeepreservoir is ook stuk.'
Het laatste onderhoud, zo meldde de computer, dateerde van eind 2007.
'U brengt de auto beter een dag binnen zodat we alles kunnen nakijken.'
Ik knikte en liet Zeno in mijn tas glijden. Tien minuten: zolang had ik kunnen lezen.
'Vendredi?'

Vandaag dus. Dan ben ik morgen geen gevaar in de bergen.
La Conscience de Zeno? Dat gaat natuurlijk mee. Ik had het moeten weten. Zo'n boek wil niet gelezen worden in een garage. Dat wacht natuurlijk op de Alpen.


Van boeken en mensen is terug op 15 februari. Au revoir!

1 opmerking:

S. zei

Bon voyage!

S.