pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl
Mijn eerste vriendje wilde graag dat ik zachte windjes tegen zijn hand liet wanneer we lepeltje-lepeltje in bed lagen. Ik voelde me op die momenten beslist ongemakkelijk, maar omdat hij er zo overduidelijk plezier aan beleefde, deed ik wat hij van me verlangde. Ik kaartte het dilemma aan bij een vriendinnetje. Doe het niet, als je het niet wilt, zei ze pragmatisch. Wees gewoon jezelf, zei ze ook nog. Jezelf zijn. Ik weet niet hoe zoiets moet. Dat is voor mij net zo onmogelijk als de kleur paars voelen of ruiken. Dat kan ik ook niet.
Als kind kon ik heel goed tekenen, of tenminste, ik kon getekende portretten heel goed namaken. Zelf portretten maken, een hoofd verzinnen, of een portret van een foto maken lukte mij niet. Alleen imiteren. Mijn moeder prees mijn talent, maar ik voelde me een bedriegster. Het was namaak! Nep! Het kwam niet voort uit mijn creativiteit.
Ik ben een spiegel. Dat is mijn overlevingstactiek. Wanneer ik in gezelschap van anderen verkeer, spiegel ik hun gedrag. Zijn zij hard in hun oordeel, dan ben ik dat ook. Drukken zij zich vol mededogen uit, dan doe ik hetzelfde. Je moet jezelf zijn, anders verlies je jezelf. Dat zeggen de damesbladen. Ik heb mezelf nooit gekend, dus dan kan ik mezelf ook niet verliezen.
Misschien dat ik daarom zo gruwelijk, zieltogend verliefd werd op S. Onder zijn kritische, harde blik voelde ik al mijn eigenschappen vervagen. Verschrompelen. Ik kon ze door zijn ogen zien. Als een diamantzoeker op zoek naar die ene, perfecte diamant bestudeerde ik ze. Te licht, te zwaar, te hoekig, te rond! Misschien als ik hier nog een beetje schaafde, en daar. Hij werd mijn zon. Wanneer die op de ramen scheen of op de planken aan de muur, zag je pas hoe stoffig en vies ze waren. Zo was het ook met S. Pas als zijn blik op mij viel, dan zag ik de dingen die niet aan mij klopten.
Mijn ouders is een groot onrecht aangedaan. Door de nazi’s. Wat heeft het een met het ander te maken, zul je denken, maar volgens mijn psycholoog heel veel. Of alles, eigenlijk. Omdat mijn volk volgens de nazi’s geen bestaansrecht had, een inferieur ras was, en uitgeroeid diende te worden, heb ik ook geen bestaansrecht. Volgens mijn psycholoog werken trauma’s van de eerste generatie door in de volgende generaties. Mijn ouders werden ontworteld, en dus had ik ook geen wortels.
Anita Terpstra (1974) debuteerde in november 2009 met de literaire thriller Nachtvlucht, verschenen bij Cargo.
Welke auteur imiteert Anita? U kan uw vermoedens nalaten op het reactieformulier.
vrijdag 26 februari 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
6 opmerkingen:
Ik heb wederom geen enkel idee, maar wat een fijn stukje!! De eerste zin vind ik zalig... :)
Vind het ook een heel gevoelig geschreven stukje. Maar geen idee...
Stuk voor stuk prachtige stukjes.
Maar moeilijk hoor, zo'n nagebootste auteur raden. Ik heb alweer geen idee.
Een hint! De auteur die ik geïmiteerd heb (althans, ik deed een poging) is een vrouw en getrouwd met een andere, bekende schrijver.
Blijkbaar door niemand gevonden. Zeer benieuwd wie in dit pareltje werd geïmiteerd.
Het goede antwoord is: Jessica Durlacher. Vooral het boek 'Het geweten'. Dat heb ik verslónden.
Een reactie posten