Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 30 oktober 2009

Auteursrechten



Toen ik P. mocht aankondigen dat mijn manuscript zijn definitieve versie had bereikt, waren zijn enige woorden: 'Dat betekent dus 5000 euro op onze rekening volgende maand?'
Ik bleef woordeloos staan, mijn 115 bladzijden tegen de borst gedrukt. Dat P. niet gespeend is van enig sarcasme weet ik allang. Maar toch.
'Hoeveel procent was dat weer, die auteursrechten?' vroeg P.
'Tien procent.'
Bij boeken zoals de Milleniumtrilogie van Stieg Larsson, die zelfs in de enige krantenwinkel van het godverlaten Spaanse gehucht Villadrau in de etalage staan, loopt het salaris van een auteur al snel in de miljoenen euro's op, maar in de meeste gevallen is een schrijverssalaris ontluisterend laag. Ik heb de Milleniumtrilogie overigens nog altijd niet gelezen. Ofwel wordt het een grote ontgoocheling, ofwel vergaat me hetzelfde lot als P. en wil ik drie dagen niets anders meer doen, wat rampzalige gevolgen heeft in een huishouden met kleine kinderen. Mijn vriendin V. kan hiervan meespreken. Zij heeft uren op het toilet gelezen, terwijl manlief zich om de kroost bekommerde en af en toe ongerust kwam vragen hoe haar buikkrampen evolueerden.
'Dat betekent dus 2 euro per boek als je boek aan 20 euro wordt verkocht,' zei P.
'Twintig euro? Zeg maar 15 euro.' Kwestie van redelijk te blijven.
'Oké, 1,5 euro per boek dat je verkoopt.' Hij krabde in zijn haar. 'Met drieduizend boeken heb je nog niet eens 5000 euro!'
Gelooft u nu niet dat P. zo materialistisch is ingesteld, maar hij is een nuchtere geest, dat wel.
'Drieduizend boeken... eerlijk gezegd hoop ik op vijfduizend.'
Ik moet erin geloven, anders kom ik nergens.
P. keek me met een twijfelachtige blik aan. 'Zou je niet beter 1,5 euro vragen aan je vrienden en familie? Dan geraak je er misschien ook...'
Dat het er mij om gaat de lezers bij de lurven te grijpen, hen even te doen stilstaan in de ratrace, een lach en (zeer onwaarschijnlijk) een traan los te weken, en misschien een enkeling een andere kijk te bezorgen, verzweeg ik maar.

's Anderendaags kreeg ik een postpak in de bus. Van Uitgeverij Augustus, naar wie ik mijn manuscript een jaar geleden heb gestuurd: "Hierbij zenden wij uw manuscript retour. Helaas heeft het ons niet in die mate aangesproken dat wij uitgave bij Augustus overwegen."
Zoiets brengt een mens wel weer met de voeten op de grond, gelooft u me maar.
In het slechtste geval kan ik de pdf-versie online verkopen. Voor 1,5 euro.

donderdag 29 oktober 2009

Villa Rothschild



Vorige week vond in ons huishouden behalve dit nog een gedenkwaardig evenement plaats. De roman die precies vijf jaar geleden in mijn hoofd ontkiemde, twee jaar geleden op schrift werd gesteld en sedert één jaar aan schaafwerk is onderworpen, rolde uit de printer. Dat moest ik in stijl fêteren. Nalezen op de groezelige salonsofa was uitgesloten. Een bezoek aan mijn kantoor diende zich dus aan.

Een schrijver heeft een kantoor nodig, begrijpt u, en een woonkamerkantoor hoort niet tot de opties. Het is een van de vele zaken die ik opgestoken heb na lezing van Bestseller van Paul Sebes, hét boek voor auteurs-in-spe.
Dit kantoor bevindt zich in Cannes en wel in de Villa Rothschild, het kroonjuweel van de stad van de zevende kunst. De villa werd gebouwd in het begin van Cannes' gloriedagen, na de passage van Lord Brougham. Brougham, een Brits parlementslid, was in 1834 met zijn dochter op weg naar Genua. Hij deed Cannes aan voor een overnachting, maar de bouillabaisse, de wijn en de warme decemberzon smaakten hem zo dat hij zijn vakantieplannen in Italië liet varen. Hij ging op zoek naar een geschikt terrein voor een buitenverblijf. Niet veel later kende Cannes haar eerste villa, Villa Eléonore, genoemd naar Broughams lieftallige dochter. Toen Broughams vrienden over Cannes hoorden, kwamen ze en masse over. Belle Epoque villa rezen als champignons uit de grond. Villa Rothschild dateert van 1881 en werd gebouwd voor de barones James de Rothschild. Aan de overkant van de straat, avenue Jean de Noailles, ligt misschien wel het meest opvallende bouwwerk van Cannes, namelijk het negentorenige Château Vallombrosa, een neogotisch Schots kasteel. In de tweede helft van de negentiende eeuw huisde hier de hertog van Vallombrosa, de motor van het mondaine leven van de Côte d'Azur. Ik zal u de verdere details besparen, maar als u interesse hebt, kunt u alles hier nalezen.

Villa Rothschild is niet van mij. Ik huur er niet eens een kamertje. De villa behoort toe aan de stad Cannes en huisvest de stedelijke bibliotheek. In de leeszaal, onder de zeven meter hoge, met uitheemse fresken beschilderde plafonds installeerde ik me met mijn stapel papier. Ik kan u alvast onthullen dat dit 115 bladzijden waren. Op de rekken rond me zag ik mijn roman al prijken. Mocht het een bestseller worden.

woensdag 28 oktober 2009

Literatuur in de metro



Is het u ook al overkomen, dit idee dat de werkelijkheid een loopje met u neemt? Ik krijg dan het gevoel dat ik aangestuurd word door een plot, dat ik een scharniertje ben in een raderwerk, dat ik zelf in een roman rondwandel. Ik weet niet waaraan het ligt, maar mij overkomt het regelmatig. Soms bevind ik me in een roman van Marcel Pagnol, op een andere keer is dat er een van Italo Calvino, maar doorgaans blijven de auteurs en boekwerken onbenoemd.

Tegenwoordig heb ik het zelfs voor in het vaderland, en dan bedoel ik België. Zoals in juni jongstleden. Op een namiddag had ik een afspraak op de redactie van uw kwaliteitskrant. Ik nam de trein, wat alweer jaren geleden was. De treinen waren nog altijd dezelfde. In Brussel-Zuid, op honderd meter van het perron, kregen we panne. Uitstappen was buiten de kwestie. Dat mocht ik horen van een overigens zeer vriendelijke kaartjesknipster die me op een volgende treinreis een maand later herkende en me toen vol medeleven vroeg of ik mijn afspraak op de redactie had gehaald. Een kleine wereld kan fijn zijn.
Soit. Ik pleegde een telefoontje naar de krant. Mijn vertraging was geen probleem: mijn afspraak had nog uren werk. Ik diepte Marcel van Erwin Mortier uit mijn tas en las. Vijftig minuten later zette de trein zich in beweging. Tien seconden duurde het traject. Dan stonden we bij het perron. Noem het koppigheid, noem het interesse in Marcel, maar ik besloot in de trein te blijven. Pas als we Brussel-Centraal aandeden, stapte ik uit en nam daar de metro. De zitjes waren bezet, dus bleef ik bij de deur staan.
Aan mijn linkerkant stond een man met een map onder de arm. Hij wierp een zijdelingse blik op me en staarde dan weer voor zich uit. In godsnaam was dit K.? Onze laatste ontmoeting dateerde van minstens vijftien jaar geleden!
Ik bleef staren tot hij terugkeek. 'Ben jij K.?' vroeg ik.
Zijn gezicht brak open in een glimlach. 'Ik dacht al, zij heeft iets van A!'
K. en ik frequenteerden elkaar in het laatste jaar van onze middelbare school. We deelden eenzelfde passie voor literatuur. Bij onze laatste ontmoeting was hij student politieke en sociale wetenschappen, ik studente natuurkunde.
'Het moet lukken... Ik ben foto's gaan tonen in een galerie in een buurt waar ik anders nooit kom. Ik neem deze lijn nooit.'
'Ik ook niet,' zei ik. 'Ik ben zelden in België en zonder treinpanne was ik allang op de redactie geweest.'
Nu was hij fotograaf, ik journaliste.
We verloren onze tijd niet met deze banaliteiten en namen de draad op waar we die gelaten hadden. Bij boeken, natuurlijk. Ik vertelde honderduit over Italo Calvino, die ik net had ontdekt en wiens roman Marcovaldo me van bij de eerste zin bij de lurven nam. De roman, die als ondertitel De seizoenen in de stad draagt, bestaat uit twintig verhalen rond het hoofdpersonage Marcovaldo, een arme arbeider die in de stad de kost verdient voor zijn kroostrijk gezin. Marcovaldo's passie is de natuur. Vanuit het zolderraam van zijn appartement leert hij zijn kinderen de positie van de sterren kennen (als de lichtreclame op het gebouw aan de overkant voor enkele seconden uitknippert). Wanneer hij op zijn werk gevraagd wordt de (reusachtige) kamerplant te verzorgen, neemt hij ze mee op de fiets om ze te brengen naar plaatsen in de stad waar het regent. Tussen de tramsporen zoekt hij naar champignons. Telkens komt hij in de meest absurde situaties terecht; Marcovaldo is ontegensprekelijk de roman die me dit jaar het meest heeft laten lachen. Calvino werpt hier een kritische blik op de consumptiemaatschappij, maar tegelijkertijd toont hij aan dat poëzie overal te vinden is voor wie maar goed genoeg kijkt.
K. kende Calvino natuurlijk. Al jaren.
We spraken een minuut of tien, toen bereikten we de goede halte en gingen beiden ons weegs. 'Tot binnen een jaar of vijftien,' zeiden we elkaar ten afscheid.
Ik keek tussen de metrosporen, maar zag geen champignons.