Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 31 maart 2014

Beheerste euforie


Hij vroeg het in zijn kabinet, ergens in juli. Ik dacht dat hij grapte, wat waarschijnlijk op mijn gezicht stond te lezen want hij herhaalde een paar keer, Ik meen het. Kan het wel? vroeg ik. Ik bedoel, ik, als Belg hier? Je moet je inschrijven op het gemeentehuis, zei hij, meer niet. Pas dan toch maar op, begon ik en ik voelde me rood worden door dat onverwachte tutoyeren, want als ik ergens voor ga, kan ik ambitieus worden. Dat weet ik, zei hij. Hij had zo’n glimlach waar je ook van ging lachen. Die lach was een wapen, zelfs de oppositie moest dat toegeven. 

De zomer ging voorbij, september begon. Pas toen ik een medisch attest nodig had, herinnerde ik me de vraag weer. Bij de dokter zei ik er niets over. Hij onderzocht me en drukte de documenten af die ik nodig had. Ik schikte de papieren op een stapel en maakte aanstalten om recht te staan, toen hij naar voren leunde en vroeg, Wat heb je besloten? Het is goed, hoorde ik mezelf zeggen. Dat doet mij plezier, antwoordde hij, dat doet ons veel plezier, het hele team. 

Er werd een groepsfoto gemaakt van de negenentwintig en in het dorp kregen we een lokaal waar op vaste tijden iemand aanwezig moest zijn. We zagen elkaar geregeld in de zaal boven het dokterskabinet. Tijdens die bijeenkomsten zei ik weinig. De naam van de burgemeester kende ik en ik wist dat hij vierentwintig jaar had geregeerd, maar verder was alles nieuw, zelfs het feit dat de gemeente zevenduizend tweehonderd inwoners telde. Er kwamen pamfletten, affiches, wijkvergaderingen. In die periode werd de Var geteisterd door hevige regenval die vaak samenviel met onze vergaderingen. Het gebeurde dat we met z’n negenentwintig twee uur wachtten op vijf bewoners, rillend in een portiek met schalen worstenbroodjes, quiche en chips, door een watergordijn gescheiden van de wereld. 

Maart brak aan en de verkiezingsdag kwam in zicht. Plotseling werd over niets anders meer gesproken. Elke morgen stonden we voor surprises: bekladde affiches, schotschriften in de brievenbussen. Geruchten deden de ronde, snel en giftig als slangen. Niemand kon zeggen waar ze vandaan kwamen. Het kwaad woedde in het dorp. Altijd werden we om dezelfde reden aangevallen. Een lijst zonder politieke etiquette, dat bestond toch niet? Konden we niet toegeven dat we links waren? De dokter maande aan tot kalmte en hield zijn blik gericht op de horizon, net als de protagonisten van De bescheiden held van Mario Vargas Llosa. De twee personages in kwestie, Felícito Yanaqué en Ismael Carrera, zijn welvarende ondernemers, de een in de woestijnstad Piura, de ander in Lima. Allebei worden ze geconfronteerd met geweld en corruptie, maar ze houden het hoofd hoog en nemen hun lot in handen. Er gaat een optimistische boodschap uit van De bescheiden held omdat Vargas Llosa een Peru laat zien dat in volle ontwikkeling is én omdat zijn mensbeeld positief is. Het kwaad bestaat, maar er zijn manieren om er mee om te gaan en er betrekkelijk goed van af te komen. 

De laster had een omgekeerd effect. Op de eerste publieke vergadering kwamen we honderd stoelen te kort. Twee uur lang beantwoordde de dokter evidente, moeilijke maar ook venijnige vragen want de andere lijsten hadden natuurlijk stromannen gestuurd. Hij luisterde en weerlegde hun argumenten in klare bewoordingen. Af en toe zette hij zijn glimlach in. 

Op de avond voor de verkiezingsdag kwamen we een laatste keer samen in de zaal boven het kabinet. Ik durf niet te hopen op een overwinning in de eerste ronde, zei de dokter, maar áls we het halen, dan moeten we nederig blijven. Daarom kiezen de mensen voor ons. 
De opkomst ’s anderendaags liep tegen zeventig procent – abnormaal groot. Om zes uur sloten de vier stembureaus en begon het tellen. Rond de tafels drumden opgewonden bewoners samen. Af en toe sloeg een gemeentebeambte met vlakke hand op tafel en riep, Stilte! Tegen acht uur waren de tellingen overal afgelopen. Door de steile straten stroomden stoeten mensen naar het stadhuis. In de feestzaal zat de burgemeester met z’n vazallen rond een tafel te rekenen. Iedereen wist dat de dokter de winnaar was, maar het duurde nog een uur voor we het cijfer kenden: 55,8 % . 

De avond eindigde in de Bar des Boulistes met panaché, champagne en pizza. We aten, dronken, lachten, telefoneerden en fotografeerden, alles in beheerste euforie.
De sprong in het diepe komt nu. 

De bescheiden held, Mario Vargas Llosa. Meulenhoff, 352 p.


Geen opmerkingen: