Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 28 juni 2013

Mogelijke werelden


Op zaterdagavond was er een feest. Vanaf zes uur punch à volonté. In mijn hoofd, dat ondanks een lange douche en verscheidene espresso’s weigert wakker te worden, klinken de geluiden nog. Popsongs, ontboezemingen op fluistertoon, een eenzame meisjesgil. Daarna het geroep van mannen, gierende autobanden. Een plons.
De ruis achtervolgt me in de tuin, waar ik onder een boom ga lezen in De preek over de val van Rome van Jérome Ferrari, de Goncourt-winnaar van 2012.

De personages bewegen zich op het raakvlak van verschillende werelden. Matthieu Antonetti is opgegroeid in Parijs, maar voelt zich beter thuis in het afgelegen bergdorp op Corsica waar zijn voorouders vandaan komen. Elke vakantie brengt hij op het eiland door. Met zijn vriend Libero Pintus gaat hij de bergen in om mee te helpen met het landelijk werk. Hij wil de wereld van Libero absoluut de zijne maken. Wanneer hij na een voormiddag helpen met de castratie van de varkens beseft dat de lunch bestaat uit geroosterde varkenskloten, laat hij zijn verbazing niet blijken “want die wereld was zijn wereld, ook al kende hij hem nog niet helemaal, en elke verbazing, hoe onaangenaam ook, moest meteen worden ontkend en in een gewoonte veranderd”.

Hoe ouder Matthieu wordt, hoe moeilijker hij aardt in Parijs. Hij probeert zijn moeder te overhalen hem net als Libero in Ajaccio te laten studeren, maar het is vergeefse moeite. Hij begint filosofiestudies en houdt zich ver buiten de studentengemeenschap. Libero komt over om aan de Sorbonne zijn masterdiploma te halen. Terwijl Matthieu zich verdiept in Leibniz en verdwaalt in diens theorie over mogelijke werelden, bestudeert Libero Augustinus en leest hij met aandacht de preken die de kerkvader in 410 afstak na de val van Rome, waarin hij de gelovigen waarschuwt voor de vluchtigheid van alle menselijke scheppingen.

Op de Sorbonne waant Libero zich aanvankelijk tussen de goden, maar dat blijft niet duren. Hij ziet in dat de drijfveren van de professoren ook maar kleinmenselijk zijn en raakt vervuld door minachting. Net als Matthieu krijgt Libero een hekel aan Parijs, en wanneer de kans zich voordoet op Corsica een café uit te baten, twijfelen de twee geen moment.
Met hun jeugdig enthousiasme werpen Matthieu en Libero zich in het nieuwe avontuur. Ze nemen vier serveersters aan, trommelen een muzikant op en stellen een aantrekkelijke menukaart samen. Het oude en weinig aanlokkelijke dorpscafé wordt in een mum van tijd the place to be in de wijde omstreken. Van heinde en verre komen mensen de avond in het kleine bergdorp spenderen.

Matthieu is blij "in de beste der mogelijke werelden" te leven, en wanneer de eerste tekenen van verval zich voordoen, negeert hij die. Maar Libero, die Augustinus heeft bestudeerd, kent diens woorden “De wereld is als de mens: hij wordt geboren, hij groeit op en hij sterft” en weet dat ze ook van toepassing zijn op het mini-imperium dat hij met Matthieu heeft opgetrokken. Hij wil de zaak kwijt, maar is te laat om stappen te ondernemen. De ondergang komt bloederig en bruusk.

Terwijl ik Ferrari’s roman lees en nog met één been in het feestgedruis sta, denk ik aan de afgrond die een wereld in enkele seconden kan doen verdwijnen, de botsing begin juni (gelukkig op een lege baan, gelukkig zonder kinderen op de achterbank), dan die sinistere affaire op St-Jean-Cap-Ferrat (die achteraf gezien grappig is maar evengoed had kunnen eindigen met een ingeslagen schedel, een verkrachting en twee lijken in de Middellandse Zee) en vorige woensdag de golfclub van mijn zoon van zes die het hoofd van een jongen van zijn klas raakte (twee centimeter boven zijn linkeroog).
De afgrond loert. De afgrond nadert. Hij gaapt, grijnst, trekt, sleurt, slokt op, wijkt, verschuilt zich. Maar hij is daar. Altijd.

De preek over de val van Rome (Jérôme Ferrari), De Bezige Bij, 240 p.

Geen opmerkingen: