In haar laatste roman kruipt Maria Àngels Anglada in
het hoofd van een jongetje dat Armenië ontvlucht tijdens de genocide van 1915
en 1916.
De Catalaanse
schrijfster Maria Àngels Anglada (1930-1999)
liet in 2010 bij ons al van zich horen met de holocaustroman De vioolbouwer van Auschwitz, waarin ze
de gruwel van de concentratiekampen tegenover de betoverende werking van muziek
plaatst. De roman verscheen in Spanje toen de Catalaanse vijfenzestig was. In
eigen land was ze toen reeds een gevestigd auteur van fictie, poëzie en
literaire kritiek. Na De vioolbouwer van
Auschwitz schreef ze nog een laatste boek, El Quadern d’Aram, nu vertaald als Het dagboek van Aram, waarin ook een misdaad tegen de mensheid centraal
staat, namelijk de vervolging en massamoord van het Armeniërs door de Turken in
1915 en 1916.
De protagonist, Aram, is vijftien jaar wanneer het verhaal begint. Na een bedevaart zijn hij en zijn moeder op weg naar huis waar de andere gezinsleden wachten, wanneer geruchten over geweld en moord opsteken. Halsoverkop slaan Aram en zijn moeder op de vlucht, zonder te vermoeden dat ze hun thuis nooit meer zullen terugzien. Andere families vervoegen hen. Honger en uitputting eisen al snel hun tol en de tocht wordt een ware dodenmars. Onderweg vernemen Aram en zijn moeder dat zijn oma en zijn kleine zusjes gruwelijk vermoord zijn door de Turken. Na lange omzwervingen belanden ze in een vluchtelingenkamp in Athene waar Aram bevriend wordt met Jorgos, een jonge Griekse koraalvisser. Jorgos’ oom leert Aram de kneepjes van het vak en neemt hem in dienst en hij blijft voor de Griekse familie werken, ook nadat hij met zijn moeder een veilig onderkomen heeft gevonden in Marseille. Terwijl ze hun best doen om een nieuw leven op te bouwen, komen ze ook te weten wat gebeurd is met hun geliefde Vahe, Arams vader, een van de grootste dichters van Armenië.
De heldere en
sobere taal van Maria Àngels Anglada en de
onrechtstreekse benadering van de genocide maken het verhaal des te pakkender.
De Catalaanse vestigt de aandacht niet op het geweld an sich, maar op de emotionele verwoesting die eruit resulteert.
Het verslag dat
Aram en zijn moeder over de noodgedwongen vlucht uit Armenië optekenen is
ingebed in een groter verhaal waarin de genese van de roman en het opstaan van
de personages in de verbeelding van Maria Àngels Anglada aan bod komen – een schrander trucje
dat deze trieste geschiedenis nog echter, nog aangrijpender, maakt.
Net als in De vioolbouwer van Auschwitz speelt
kunst een rol in de roman, deze keer geen muziek, maar literatuur. Maria Àngels Anglada lardeert het verhaal met literaire verwijzingen en verzen
van Armeense dichters, en modelleerde de vader van Aram naar een van de
voormannen van de Armeense poëzie uit de twintigste eeuw, Daniel Varujan
(1884-1915). Door dit fraaie literaire eerbetoon krijgt deze laatste roman van
Maria Àngels Anglada nog een extra glanslaagje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten