Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

dinsdag 21 mei 2013

België door een Latijns-Amerikaanse bril

In zijn lentenummer bundelt het literair magazine Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift bijdragen van en over Latijns-Amerikaanse auteurs die een bijzondere band hebben met België. 

Los belgicanos, heet het laatste nummer van Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift. Die titel is ontleend aan de Argentijnse schrijver Julio Cortázar (1914-1984) die geboren werd in Elsene en zijn vroege kindertijd doorbracht in Brussel. Het gezin Cortázar keerde via omzwervingen door Zwitserland en Spanje in 1919 naar Argentinië terug, waar de jonge Julio door zijn schoolmakkers de bijnaam “el belgicano” kreeg omwille van het Franse accent waarmee hij Spaans sprak. 
Voor dit themanummer nam de redactie Jasper Vervaeke in de arm, doctorandus Spaans-Amerikaanse literatuur aan de Universiteit Antwerpen. Hij verzamelde teksten van en over zeventien “belgicanos”, Latijns-Amerikaanse auteurs die iets hebben met België. 

Een van de bekendste is de Chileen Roberto Bolaño (1953-2003), die op zijn vijftigste aan een zeldzame leverziekte stierf. In Zuid-Amerika had hij al furore gemaakt met de vuistdikke roman De wilde detectives (1998), maar een internationale doorbraak kwam pas na zijn dood toen zijn meesterwerk 2666 verscheen. 
Ilse Logie, die Hispano-Amerikaanse literatuur doceert aan de Universiteit Gent, ontmoette de auteur in 2001 in Brussel. Ze praatte met hem over de status van de Chileense literatuur en het portret dat hij van zijn generatie schetst en nam ook een kijkje in zijn schrijverskeuken. Naast het integrale interview – waarin de Chileen de straffe uitspraken niet schuwt – vinden we een introductie terug tot zijn werk evenals de bijzondere indrukken die hij op Logie naliet. 

Literatuurwetenschapper Thomas Baeckens neemt Bolaño’s verhaal Vagebond in Frankrijk en Brussel onder de loep. Op een reis door Europa maakt de protagonist een afslag naar een gehucht in Henegouwen, waar hij op zoek gaat naar sporen van de vergeten Waalse schrijver Henri Lefebvre. Baeckens situeert het verhaal in Bolaño’s oeuvre en gaat in op de vraag die de Chileense auteur op het eind van zijn leven kwelde: wat blijft achter na de dood van een schrijver? 

Een andere gevestigde waarde die in deze Gierik opduikt is de Cubaanse romancier Alejo Carpentier (1904-1980). Patrick Collard, emeritus gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent, kwam uit goede bron te weten dat Carpentier in de maanden voor zijn dood een favoriet van de Nobelprijsjury was. Collard becommentarieert de teksten van de Cubaan over zijn bezoeken aan Brussel en Brugge in de jaren dertig. Zijn voorliefde voor Belgische bier, schrijft Collard, gaf hij later door aan de dictator uit De Methode (1974), een van zijn meest memorabele personages. 

Ook in het werk van de Colombiaan Álvaro Mutis (°1923), die zijn kinderjaren in Brussel doorbracht, vinden we Belgische elementen terug. Jordi de Beule, master Spaanse letterkunde, noemt ons land “Mutis’ verloren paradijs” en legt uit hoe Mutis zijn heimwee naar België heeft verwerkt in Maqroll el Gaviero, de immer dolende zeeman die de hoofdrol speelt in zeven van zijn boeken. 

Mutis’ vijftig jaar jongere landgenoot Juan Gabriel Vásquez (°1973) kreeg in 2011 de Premio Alfaguara voor de roman Het geluid van vallende dingen en wordt een van de sleutelfiguren van de nieuwe generatie Latijns-Amerikaanse auteurs genoemd. Speciaal voor Gierik vertaalde Jasper Vervaeke een verhaal uit de bundel Los amantes de Todos los Santos (De minnaars van Allerheiligen) uit 2001. 
De huisgenoot speelt zich af in de Ardense bossen, waar Vásquez een jaar woonde, en draait om Georges en Charlotte, een bejaard echtpaar dat moeilijke tijden heeft gekend. Wanneer een vriend van vroeger onderdak komt vragen, komt het oude zeer bloot te liggen. ’s Anderendaags, tijdens de jacht, vindt een drama plaats dat de rust van Georges en Charlotte voorgoed verstoort. 
Spannend en vol onderhuidse dreiging getuigt dit vroege werk reeds van Vasquez’ talent.  

Ook poëzie komt aan bod. In het wondermooie openingsgedicht portretteert de Braziliaan Manuel Bandeira (1886-1968) België als een land van kanalen, klokkentorens, begijnen, schilders, Rodenbach en Maeterlinck. Andere dichters laten zich inspireren door de Noordzee, het Zoniënwoud of een kunstwerk van Jan Fabre. 

Wat blijft Latijns-Amerikaanse schrijvers bij van ons land en hoe vinden hun Belgische ervaringen een weg naar hun oeuvre? De antwoorden blijken even geschakeerd als de persoonlijkheden van de auteurs, en dat is maar best want anders was Los belgicanos niet zo pittig geworden. 


Het nummer is integraal te lezen op www.gierik-nvt.be. Voor 9 euro kunt u een papieren exemplaar bestellen via de contactpagina van de website of kopen in een van de boekhandels die u terugvindt op de website.
Deze recensie verscheen op 15 mei in de boekenbijlage van De Morgen.

1 opmerking:

Kees Klok zei

Boeiend literair tijdschrift. Laten we hopen dat het nog lang blijft bestaan.