Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 17 mei 2013

Het gevaar


Voor de afslag naar ons huis stond een man op straat. Hij had vlasachtig haar tot in zijn nek en droeg een jeans en een wit T-shirt dat zijn buik accentueerde. Er was iets met zijn ogen dat me mijn pas deed inhouden en kijken waar de kinderen bleven. Ze liepen enkele meters achter me en waren een koek aan het eten. Hun boekentassen bungelden tegen hun benen. 

De man keek naar zijn handen. Hij heeft ons niet gezien, zei ik tegen mezelf. Ik had zin om de kinderen bij de arm te nemen, om over te steken en weg te rennen, maar in de plaats daarvan keek ik voor me uit en probeerde ik de nonchalante gang van mijn zoontjes te imiteren. 

Toen we ter hoogte van de man kwamen, keek hij op. Kort rusten zijn ogen op me, koude lichte ogen, een lege blik. Ik kon niet glimlachen, ik kon niet bonjour zeggen en hoewel het warm was, had ik kippenvel. 

Ik wendde mijn hoofd af en liep voorbij. Ik hoorde de lichte voetstappen van de kinderen achter me en toen we in onze straat kwamen en ik durfde omkijken, zag ik dat de man ons niet volgde. Is mijn instinct terecht, vroeg ik me af, of is mijn wereld literair vertekend? Want de romans die tegenwoordig op mijn tafel belanden, die van de jonge opkomende auteurs dan toch, lijken het in zwartgalligheid tegen elkaar op te nemen. Hoe wreder hoe beter, dat is de trend. De auteurs beroepen zich op twee methodes: ofwel stoppen ze het euvel in de persoonlijke geschiedenis van de protagonist, ofwel kiezen ze voor een (al dan niet post-)apocalyptische setting. 

Het verhaal van Camelia Mega, het 21-jarige hoofdpersonage van 70% acryl, 30% wol van de Italiaanse Viola Di Grado (°1988), hoort thuis in de eerste categorie. Een vader die met zijn maîtresse is omgekomen in een verkeersongeluk, een moeder die weigert te spreken, zich niet meer wast en foto’s maakt van gaten, een seksrelatie met een zwakzinnige jongen: het maakt allemaal deel uit van Camelia’s wereld. Dat het slecht afloopt, had u al door. De roman is goed geschreven, daar niet van, maar zo morbide. 
Ook Mira, de verteller van De ziekte van Kortjakje van de Nederlands-Roemeense Mira Feticu (°1973), is een vrouw op drift. Zes jaar geleden is ze met haar man van Boekarest naar Nederland verhuisd, maar ze mist haar vaderland en wordt gekweld door herinneringen aan haar jeugd onder Ceausescu. Haar huwelijk is doodgebloed, zo erg zelfs dat haar man een afkeer van haar heeft, die zij op een perverse manier aanscherpt. 
Onvermogen tot communicatie is de spil van deze romans. Via rauwe seksscènes geven Feticu en Di Grado gestalte aan de eenzaamheid van hun personages. 

De tweede categorie is gemodelleerd naar de meesterlijke roman The road van Cormac McCarthy, winnaar van de Pulitzer Prize for Fiction in 2007. In deze boeken heeft een soort Apocalyps plaatsgevonden, een catastrofe zonder duidelijke toedracht waardoor dorpen en steden zijn verlaten en de wereld een onheilspellende aanblik biedt. De protagonist moet zich staande houden in een plek waar wetten en moraal ontbreken en het gevaar om elke hoek schuilt. 
Wat deze romans kenmerkt is hun filmische stijl. De auteurs schrijven zintuiglijk, met oog voor het juiste, dreigende detail. Voorbeelden? De vlucht van Jesus Carrasco (°1972), over een jongen die zich in het desolate binnenland van Zuid-Spanje verstopt voor een groep mysterieuze achtervolgers en onderweg een oude herder ontmoet met wie hij vriendschap sluit. De verticale man van Davide Longo (°1971). Deze laatste speelt zich af in Italië ergens in de nabije toekomst. De protagonist, Leonardo, is een schrijver en literatuurdocent. Na een affaire met een studente die geleid heeft tot het einde van zijn carrière en zijn huwelijk heeft hij zich teruggetrokken op het platteland. Het gaat slecht met Italië: de banken werken nog amper, benzine en voedsel worden schaars en plunderende jongerenbendes zaaien dood en verderf. Leonardo’s ex-vrouw vlucht naar Zwitserland en vraagt hem te zorgen voor zijn dochter en haar stiefbroertje. Geleidelijk komt het kwaad dichterbij. Het dorp wordt onveilig en Leonardo en de kinderen moeten vluchten. Vanaf dan gebeuren wrede, misselijkmakende dingen: verkrachtingen, moorden, folteringen, alles heel expliciet. 

De beelden spookten door mijn hoofd toen ik met de kinderen thuiskwam. Literatuur moet schuren, maar is het nodig om cru, brutaal en wreed te zijn? Vanwaar die drang om te choqueren? Is het een teken van de tijd of een makkelijke manier om ophef te maken? 

Ik heb het gehad met dit soort romans, besloot ik terwijl ik de voordeur opende, ze volgen een beproefd recept. Wat blijft me ervan bij? Ik keek naar de struiken vol knoppen, de wilde bloemen in het gras, maar die brachten geen antwoord. De kinderen waren al in de hal. Ik keerde de tuin de rug toe en toen ik binnen was deed ik de deur op slot.

De verticale man, De Geus, 445 p.

Geen opmerkingen: