Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 10 mei 2013

De meetlat


Na vijf uur autosnelweg kwamen we aan in Troyes. De kinderen hadden honger, het regende en over een half uur zouden de restaurants sluiten. 
Mijn man en ik probeerden in te schatten waar het centrum lag. Van het plein waar we stonden vertrokken acht straten. 

Ik nam de dichtstbijzijnde, rue Emile Zola. Op nummer vijf lag een boekhandel, niet zomaar een krantenzaak die ook een paar bestsellers verkoopt of een Fnac, maar een van die mooie onafhankelijke winkels die je af en toe in Franse provinciesteden vindt, in Montluçon bijvoorbeeld heb je "Le talon d’Achilles", in Chartres "Librairie L’Esperluète", winkels met een eigenzinnige selectie, literaire grotten van Ali Baba waar je de hele dag zou willen blijven en liefst de nacht ook, kortom, hoogtepunten van een vakantie. 
‘Het is hierlangs,’ riep ik naar mijn man. 
‘Ben je dat zeker,’ riep hij terug. 
‘Ik voel het,’ zei ik. 
De kinderen renden de straat in, wij erachter. Bij nummer vijf vertraagde ik mijn pas. "Les passeurs de textes", stond in grote drukletters boven de etalage. Ik zag dat de winkel openging om 14 uur. 

Na een lunch in Grand Café de Foy, twee dagschotels en driemaal frites-steak haché, liepen we door het oude centrum, voorbij restaurant “L’Odyssée”, Irish Pub “James Joyce” en wijnhandel “Rouge et Noir”. 
Op de terugweg naar de auto vroeg ik me hardop af wat Troyes met literatuur had. Mijn man wist het niet. 
‘Ik ga het even vragen,’ zei ik. 
‘Aan wie?’ vroeg hij. 
‘Daar,’ zei ik. 
We waren toen ter hoogte van Les passeurs de textes. 

De boekhandelaar, die aan een rommelige tafel zat te lezen, vroeg of hij me kon helpen. Ik zei van niet, waarna hij zijn aandacht weer richtte op zijn lectuur. 

Op hoge en lage rekken, tegen de muren, op tafels en trappen, in stapels en rijen: overal lagen boeken. Ik liep naar de plank van de M, koos Dimanches d’août van Patrick Modiano en daarna zocht ik naar het werk van Grégoire Delacourt, die in 2012 is doorgebroken met La liste de mes envies

In Frankrijk zijn van die roman 440.000 exemplaren over de toonbank gegaan en de vertaalrechten zijn aan 27 landen verkocht. Het is een boek dat iedereen leest, van de kapper en de kassierster in de supermarkt tot François Busnel van La Grande Librairie op France 5. 
De eerste sleutel van het succes is het verhaal. Velen van ons dromen van wat het hoofdpersonage, Jocelyne Guerbette, overkomt. De tweede: deze Jocelyne, die een garenwinkel openhoudt in Arras, is een gewone vrouw, zevenenveertig jaar, getrouwd met twee tienerkinderen, mollig en een beetje naïef. Ieder van ons kent iemand zoals zij – als we onszelf al niet in haar herkennen. 

Op aandringen van twee vriendinnen die al jaren elke week op de lotto spelen koopt Jocelyne voor twee euro een lot van Euro Millions. En jawel, ze wint de grote pot: meer dan 18 miljoen euro. In Parijs gaat ze de cheque afhalen. Voor ze de trein naar huis neemt, maakt ze een ommetje naar rue Cambon, de boetiek van Chanel, maar ze koopt niets en als ze thuiskomt zegt ze aan niemand dat ze heeft gewonnen, maar verstopt ze de cheque in haar kleerkast en doet ze alsof er niets is gebeurd. In het geheim maakt ze lijsten van wat ze wil kopen en zo kabbelt het verhaal voort tot iets plaatsgrijpt dat haar leven ondersteboven haalt. 

Van een gegeven dat makkelijk in een cliché zou kunnen verzanden maakt Delacourt een sprankelend verhaal. La liste de mes envies is geen literair hoogstandje en niet elke wending is even geloofwaardig, maar goed geschreven is het wel en in zijn eenvoud heeft het iets verfrissend, wat de derde sleutel moet zijn van z’n succes. 

Ook in Troyes viel de roman blijkbaar in de smaak want in Les passeurs de textes was hij uitverkocht. De boekhandelaar leek niet erg gelukkig met het succes van Delacourt. Hij had zijn winkel 23 jaar geleden opgericht en sprak over de geschiedenis van Troyes, over hofdichter Chrétien de Troyes die hij de vader van de roman noemde en over de mysticus Bernard de Clairvaux die rustte in de kathedraal. 
Eén keer had hij "James Joyce” bezocht, maar dat was een ontgoocheling want de ober had nog nooit van Ulysses gehoord. 
Hij hield van het werk van Montaigne, Flaubert en Jonathan Littell. 
‘Als je een zekere standaard gewoon bent,’ zei hij, ‘kan je niet meer terug. Dan ligt de meetlat te hoog voor werk zoals dat van Delacourt.’ 

Twee klanten die de rekken achter de kassa aan het bekijken waren, onderbraken de conversatie.
‘Delacourt? Spreekt u over Delacourt? We hebben La liste de mes envies alle twee gelezen. Dat boek is zo goed!’ 

La liste de mes envies (Grégoire Delacourt), J-C Lattès, 220 p.

Geen opmerkingen: