Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 13 juli 2012

Tafelzaag



Gerrit Komrij is dood, zei mijn man vrijdag toen ik wakker werd.
In mijn halfslaap hoorde ik alleen het begin van de zin en ik dacht, Hoe toevallig, gisteren sprak ik over Gerrit Komrij en nu hoor ik iets over Gerrit Komrij van iemand met wie ik nooit over Gerrit Komrij spreek. Ik spreek namelijk alleen met mijn vader over Gerrit Komrij. Het begon jaren geleden, de aanleiding herinner ik me niet, misschien gebeurde het na een bezoek aan de Poëziezomer van Watou, misschien vroeg mijn vader of ik het gedicht van Komrij had gelezen en sprak hij me daarna over zijn werk, over zijn venijnige pen en zijn brille, ik vermoed dat het zo is gegaan, in elk geval heeft mijn vader me op hem attent gemaakt, hij kent zijn oeuvre beter dan ik maar dan vooral zijn poëzie, of hij in zijn bloemlezingen heeft gelezen weet ik niet, maar ik durf met zekerheid te zeggen dat hij nooit een roman van hem heeft gelezen, ik vermoed dat hij zelfs niet weet dat Gerrit Komrij dit jaar een roman heeft uitgebracht, De loopjongen, het boek liet me koud tot ik de ontstaansgeschiedenis te horen kreeg, Komrij vertelt erover in een interview op Radio1 en nu wil ik De loopjongen graag lezen en mijn vader vast ook want in het laatste anderhalf jaar, nu hij gepensioneerd is en zijn chirurgenmes heeft ingeruild voor een tractor en een tafelzaag, heeft hij meer dan ooit gelezen, De loopjongen zou onze conversaties voeden, het zou overdreven zijn om te stellen dat Komrij een frequent gespreksonderwerp is tussen ons, de kans doet zich niet voor want ik zie mijn vader maar enkele keren per jaar, maar deze week was hij op bezoek en de dag voordien had ik iets over Komrij gezegd, eigenlijk niet over Komrij maar hij was ter sprake gekomen. En nu zei mijn man iets over Komrij, wat hij nog nooit eerder had gedaan, toch niet met mij, en dan nog op een ontiegelijk vroeg tijdstip.
Gerrit Komrij? herhaalde ik.
Ja, zei mijn man.
Wat is er met Komrij? vroeg ik.
Hij is dood.
Dat is niet waar.
Jawel.
Nee, zei ik luider.
Ja, zei hij nog luider.
Echt?
Ja!
Is Gerrit Komrij gestorven? riep ik.
Dat zeg ik toch!

Enkele uren later zag ik mijn vader.
Gerrit Komrij is gestorven, zei ik.
Nee, zei hij.

De loopjongen, De Bezige Bij, 160 p.

Geen opmerkingen: