Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 15 juni 2012

Juan-les-Pins



‘Bent u ook alleen gekomen?’ hoorde ik iemand vragen.
Ik was op een feestje in Hotel Belles Rives op Cap d’Antibes, waar Francis en Zelda Scott Fitzgerald in de jaren twintig een zomer doorbrachten. Op het Belle Epoque terras speelde een jazzorkest. Dames en heren in extravagante kleren leunden over de balustrade en tuurden naar de baai van Juan-les-Pins, een coupe champagne balancerend in de hand. De zeldzame mobieltjes en digitale fototoestellen op het terras leken anachronismen: ik waande me in les années folles. De meeste genodigden waren of schrijver of journalist. De Franse auteurs wentelden zich in de media-aandacht, vooral de vrouwen. Geaffecteerde lachjes, kushandjes, je zag het allemaal. Frédéric Beigbeder kon geen stap zetten zonder een schare volgelingen. Amor Towles, de eigenlijke ster van de avond, bekeek het schouwspel van een afstandje. Hij was uit New York overgekomen om de Prix Fitzgerald in ontvangst te nemen voor zijn debuutroman Rules of Civility, die speelt in het Manhattan van 1938 en een jaar volgt in het leven van Katey Kontent, een jonge vrouw die een relatie begint met een Gatsbyesque bankier en zo het reilen en zeilen in de hoogste kringen van New York leert kennen.

Ik keek op van mijn fototoestel. Ik had beelden van de juryleden, enkele sfeerbeelden, een overzicht van het terras waar de receptie plaatsvond, een portret van de winnende schrijver. Behalve Towles waren ook Martin Amis, Régis Franc, Robert Littell (vader van Jonathan) en Anne Wiazensky genomineerd. Rules of Civility won met zeven stemmen tegen één. Zowel qua atmosfeer als qua intensiteit leunde Towles’ debuut het dichtst aan tegen het oeuvre van Fitzgerald. In zijn roomkleurig pak zag Towles er ook Fitzgeraldesk uit, wat natuurlijk de bedoeling was. Hij had een korte, grappige speech gegeven en was nu in een uithoek van het terras aan het signeren. Voor zijn tafel stond een lange rij dames. Zou ik nog enkele foto’s maken? Ik kon de gelegenheid aangrijpen om onverkende opties op mijn fototoestel uit te proberen. Of ging ik achter Beigbeder staan om het gesprek op te nemen dat hij voerde met Emma de Caunes? Waarom zelf geen conversatie aanknopen met Beigbeder, niet over zijn laatste roman want die had ik maar half gelezen, maar ik kon hem een situatie voorleggen, mezelf bijvoorbeeld een imaginair probleem toedichten, en vragen wat hij in mijn plaats zou doen?

Met mijn gedachten bij al die mogelijkheden knikte ik naar de vrouw die voor me stond.
Haar gezicht klaarde op. ‘En u bent …?’
‘Journalist,’ zei ik. ‘En recensente.’ Ik had onmiddellijk spijt van mijn antwoord. Kon ik niets origineler verzinnen? Kippenhoedster? Crawlkampioen in spe? Eigenares van een hotelcomplex in België? Gevierd dichteres? Kunstverzamelaar? Oceanograaf?
‘Dan bent u hier in uw habitat?’ De vrouw liet een kirrend lachje horen.
Ik nam een slok champagne.
De vrouw zei dat zij een vriendin van de persverantwoordelijke was.
We stelden elkaar om beurt enkele vragen, toen stonden we samen te zwijgen. Een meisje hield ons een plateau desserthapjes voor.
De vrouw bedankte. Ze strekte haar nek en keek naar de groepjes mensen rond ons. Ik nam een goudkleurige macaron en liep naar de andere zijde van het terras om nog een foto te schieten van Amor Towles.

Een kwestie van hoffelijkheid, Orlando, 386 p.
Rules of Civility, Viking Adult, 352 p.

Geen opmerkingen: