Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 9 maart 2012

Het eiland



In Cannes namen we de overzet naar het eiland, het was wat de Britten "a glorious day" noemen en de boot stroomde vol, op het achterdek vonden we nog net vijf zitplaatsen tegenover een groep bejaarde dames in witte gesteven pantalons, ze tuitten hun fuchsia gestifte monden naar de zon als gretige slurven, alsof ze de zon in z'n geheel wilden opzuigen, ze namen niet genoegen met een straal hier of daar, neen, ze wilden de volledige ster, dat hemellichaam van vier en een half miljard jaar oud dat bijna aan de helft van zijn leven zit en later een rode reus wordt en daarna een witte dwerg, kijkt u het maar na op het Hertzsprung-Russell diagram, en hoewel rond mij van alles te zien was, de gevangenis waar de man met het ijzeren masker had vastgezeten bijvoorbeeld of het huis dat Hugh Grant zogezegd zou kopen maar dat ten slotte eigendom werd van een Indiase miljardair, al die dingen waren vlakbij zichtbaar, maar mijn ogen wilden niet weg, niet weg van die dames, misschien omdat ze een herinnering terugbrachten, een beeld van een hete middag op Hiva Oa dertien jaar geleden, een lege straat die blikkerde in de zon en een haag van hibiscusbloemen die hun stamper net zo naar de zon richtten, precies als die lippen, zelfs de tint roze was identiek, op het eiland waar we aanmeerden groeien bloemen die even roze zijn maar niet nu, nu was alles groen, ik zag honderden soorten groen, het geurde naar eucalyptus en zeewater, eucalyptol en jodium om precies te zijn, dat weet ik van Jean-Claude Ellena die de parfums voor Hermès ontwerpt op vijftien kilometer hiervandaan in een wit huis op een heuvelflank met zicht tot de zee, en die geur achtervolgde ons overal waar we liepen, het eiland rond, op het pad kropen processierupsen en in het struikgewas dook een fazant weg, en in mijn hoofd galmde De mens is een grote fazant, een titel van Herta Müller die in 2009 de Nobelprijs Literatuur ontving, ik was toen op het eiland, ik belde expres naar huis om te weten wie de laureaat was, op fluistertoon, want in mijn kloostercel was het verboden te telefoneren, de naam Herta Müller zei me niets en ik had nog nooit gehoord over dit boek, het verhaal van Windisch, een molenaar in een Roemeens dorp die al heel z'n leven op een legale manier een visum probeert te krijgen om naar Duitsland te gaan maar dat lukt hem niet, hij kan er niet omheen, als hij en z'n gezin naar Duitsland willen moet hij zijn dochter op zondag naar de politieagent sturen, waar ook de pastoor is, de politieagent en de pastoor tegelijkertijd, u begrijpt wat ik bedoel, Herta Müller schrijft beeldend en zintuiglijk, haar korte krachtige zinnen patsen de lezer in het gezicht, De mens is altijd de verliezer, dat betekent die titel, het is een Roemeense uitdrukking, maar de fazant die ik zag was geen verliezer, deze fazant had nooit jagers gekend en zou er nooit kennen, een koning, dat was hij, ik sloop hem achterna maar hij was al verdwenen, een bosje had hem opgeslokt, dus gingen we verder, voorbij het klooster naar het fort waar we picknickten op het dakterras met een boog van 270 graden zee rond ons en daarna lagen we op het strand te lezen en zochten we schelpen en toen kwam de boot terug, op de kade bleef ik staan om de geur op te snuiven en ik dacht aan de keren dat ik naar het eiland was gekomen, de keren dat ik zou terugkeren, ik zag mezelf als een krom dametje leunend op een stok tussen de eucalyptusbomen schuifelen, misschien met roze gestifte lippen, en ik dacht, Akkoord Herta, de mens is een grote fazant, maar soms lukt het mij om dat te vergeten en hopelijk jou ook.

De mens is een grote fazant, De Geus, 128 p.

1 opmerking:

S. zei

Mooi Annick!
Maar je moet wel heel erg buiten adem zijn nu. :-)