vrijdag 10 februari 2012
Benen
We liepen traag, een cluster van twaalf lichamen op een ellipsbaan. In het gras rond de piste lagen dikke sneeën sneeuw, rozig onder de sterrenhemel. De baan zelf was geruimd. Dat wisten we van de trainer, zien konden we het niet, alleen de korte einden van de piste waren verlicht.
Mijn benen bewogen. Het voelde niet als lopen, ik liet me gewoon meevoeren, gedragen door de snelheid van de anderen, en intussen keek ik naar boven. Orion stond hoog boven de horizon, niet in het zenith want daar komt hij nooit, maar toch bijna. Van Orion dwaalden mijn ogen af naar de Pleiadenwolk, die eigenlijk geen wolk is maar een kleine dense constellatie waar je, als je goed kijkt, een miniversie van De Grote Beer in kan zien, en daar bleef ik naar kijken terwijl ik ellipsen draaide op de piste.
Toen de spieren warm waren begon het echte werk, zes keer vier minuten hardlopen met telkens vier minuten joggen tussendoor. De trainer telde, Tien, vijf, drie, twee, één, en daar gingen we. Tijdens de start ontbond de cluster in een rij, na een halve baan was die rij een sliert, maar dat zag ik niet, daar was ik niet mee bezig, het enige wat ik deed was me naar voren werpen, voortdurend weer naar voren, ik keek niet naar de hemel, niet achter me, niet naast me, ik zag alleen de witte lijn voor me en mijn benen, die twee benen die onder me voortsnelden, en ik zei tegen mezelf, Kijk die benen nu, jouw benen.
Dat lijkt op het eerste gezicht een overbodige vaststelling, maar wie Half mens van Maartje Wortel heeft gelezen zal begrijpen wat ik bedoel. In die roman spelen benen, of eerder beenproblemen, een grote rol. De hoofdpersonages, Elsa Helena van der Molen en Michael Poloni, hebben op het eerste gezicht weinig met elkaar gemeen. Zij is een Nederlands meisje van 20 dat met haar ouders tegen haar zin naar Los Angeles is verhuisd; hij is een 41-jarige Mexicaan die al jaren in L.A. woont, werkt, rookt en taxi's neemt, maar zich ontheemd voelt en weinig bakt van zijn leven.
Op een dag wordt Elsa aangereden door een taxi, waarin Michael Poloni passagier is. Elsa's been moet geamputeerd worden. Haar ouders spannen een proces aan tegen de taxichauffeur, waarin Michael als hoofdgetuige moet optreden. Na de rechtszaak beslist hij Elsa op te zoeken. Zij kan hem helpen, zo ziet hij in, om met zijn eigen obsessie in het reine te komen. Een obsessie die, jawel, met benen heeft te maken.
Maartje Wortel vertelt het verhaal in korte hoofdstukken waarin ze ons afwisselend in de huid van Elsa (ik-verteller) en van Michael (hij-verteller) laat kruipen. Af en toe daagt een derde verteller op, James Dillard, die niet alleen in de rechtszaak tegen de taxichauffeur als jurlid optreedt, maar ook in de tweede zaak waarin de personages op het eind van het boek belanden een oordeel moet vellen over wie schuldig is.
Half mens in één ruk uitlezen doet de roman geen recht. Het is een boek om van te proeven. Maartje Wortel bewijst hier opnieuw dat ze een heel eigen stem heeft. Het bijzondere van haar stijl zit hem in het kleine: de fijne observaties, de subtiele humor en de heerlijke miniverhaaltjes in het verhaal. Zo krijgen de nevenpersonages in Michaels hoofdstukken telkens een beschrijving tussen haakjes mee, een beschrijving die intrigeert, vaak grappig is en de kiem zou kunnen zijn voor weer een andere roman, jawel, Maartje Wortel puurt uit alles en iedereen een verhaal.
Die aandacht voor het detail die het boek doordringt (en zelfs de vormgeving beslaat, wie Half mens en Wortels verhalenbundel Dit is jouw huis naast elkaar legt, ziet waarover ik het heb) bepaalt in mijn ogen de kwaliteit van de roman, meer dan de plot.
Over Half mens valt veel méér te zeggen, maar zelfs mijn gedachten over literatuur verlieten me nu, denken kon ik niet meer, mijn benen volgden de witte lijn, ze stoven over die lijn in zo groot mogelijke passen, en elk onderdeel van mijn lichaam stuurde energie naar die benen, tot ik alleen nog benen was.
Half mens, De Bezige Bij, 240 p.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten