Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 11 juli 2011

Nous aimons les belges



Het was zaterdagmorgen, acht uur. In bakkerij Lou Pan d'Aqui waren we met vijf klanten. De eerste in de rij was een lange man met een snor. Hij vroeg "un pain français". De verkoopster keek hem wantrouwig aan.
'Un pain français, s'il vous plaît,' herhaalde hij.
'Al ons brood is Frans,' zei de verkoopster.
'U kent toch de soort? Le pain français?'
De verkoopster schudde het hoofd.
'Daar toch!' Hij wees naar de rekken.
'Maar dat is gewoon een baguette,' zei de verkoopster.
'Bij ons in België noemen ze dat "un pain français"!'
De verkoopster schoot in de lach. 'Daar moet je een Belg voor zijn,' zei ze.
'Lach maar,' mopperde de lange man met de snor, 'maar jullie zijn wel blij dat wij hier zijn.' Hij draaide zich om naar de andere klanten.
'Ik ben ook een Belg,' zei de klant die achter hem stond.
'Ik feitelijk ook,' zei ik.
'Er zijn hier op dit ogenblik meer Belgische dan Franse klanten!' De lange man met de snor keek triomfantelijk naar de verkoopster, waarop deze snel zei: 'Nous aimons les belges.'

De ene man woonde in Mechelen, de lange met de snor kwam van Brussel en was zes jaar geleden naar Frankrijk verhuisd. Toen we elkaars oorsprong kenden, schakelden we automatisch over naar het Vlaams.
Terwijl we stonden te praten en te lachen, dacht ik aan een boek dat ik onlangs heb gelezen, Bélgica van de Spaans-Belgische filosofe en dichter Chantal Maillard. Chantal Maillard groeide op in België en verhuisde op haar twaalfde naar Spanje. In Bélgica, het sluitstuk van een reeks van vier dagboeken, reconstrueert ze de herinneringen aan haar jeugd aan de hand van acht reizen naar België. Het leest als een cocktail van dagboekfragmenten, herinneringen en filosofische overpeinzingen, vaak over identiteit, herinneringen en de werking van het geheugen, gekruid met rake observaties, bijvoorbeeld over wat een dag zon met de Belgen doet, over de rare doorzichtige regenkapjes die (sommige) Belgische vrouwen aantrekken, over het vlakke land en de lage hemels en hoe het landschap zich vertaalt in het karakter van de Belgen.

Wat ik me herinnerde, daar in de bakkerij, was het stukje over de gelaatsexpressie van de Belgen op de tram in Brussel, of eerder het gebrek aan expressie, de voorspelbare reacties van de tramreizigers, het tekort aan spontaneïteit. (Herkenbaar, vond ik, want ja, je kan in Brussel een jaar lang elke dag de tram nemen op hetzelfde uur met dezelfde mensen zonder dat ze je een blijk van herkenning geven.)
Kijk ons hier nu, dacht ik, drie mensen die elkaar niet kennen, die volledig verschillende levens leiden, die andere leeftijdscategorieën toebehoren en die in een prettig, geanimeerd gesprek zijn verwikkeld, gewoon omdat ze alle drie Belg zijn.

De verkoopster en de Franse klanten keken zwijgend toe. Met een glimlach.

Bélgica, Editorial Pre-Textos, 344 p.

Geen opmerkingen: