Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 11 januari 2016

Van Bosnische vluchteling tot literaire grootheid in Amerika

Hij werd in 1964 geboren in Sarajevo, woont sinds 1992 in de Verenigde Staten, schrijft voor Granta en The New Yorker, en wordt vergeleken met Nabokov. Bij ons is hij nog niet doorgebroken, hoewel de enkelingen die z’n werk kennen unaniem zijn: Aleksandar Hemon is steengoed. De Morgen arrangeerde een exclusief interview in Parijs.

‘Mijn relatie met taal is obsessief’
Annick Vandorpe

‘Un petit déjeuner parisien, s’il vous plait.’ Het is maandagmorgen en ik zit tegenover Aleksandar Hemon in een brasserie in Châtelet-Les Halles. De bedoeling is te praten over Het boek van mijn levens, een bundel autobiografische essays die net in het Nederlands is verschenen, maar eerst heeft de schrijver koffie nodig. Uit de zwier waarmee hij zijn bestelling plaatst valt op te maken dat hij zich in de lichtstad als een vis in het water voelt.
‘Mijn vrouw en ik zijn hier getrouwd in 2007,’ vertelt hij. ‘We hebben tien maanden gewoond in rue St-Jacques, om de hoek bij de boekhandel Shakespeare and Company.
Sindsdien is Hemon, die in 2000 debuteerde en inmiddels zes boeken heeft geschreven, een geregelde gast in Parijs. Het is de vierde keer dit jaar dat hij uit Chicago overvliegt. Terwijl zijn vorige bezoeken kaderden in zijn werk als docent Creative Writing voor New York University, is hij nu op uitnodiging van de Franse staat gekomen. Net wanneer ik naar meer details vraag, komt de ober aansnellen met een dienblad vers geperst sinaasappelsap, espresso, croissants en warme baguette. De schrijver wacht tot we weer alleen zijn voor hij me antwoordt. ‘Ik heb mijn pluimhoed niet op, maar gisterenavond ben ik in het Théâtre de la Ville tot ridder van de Kunst en Letteren gekroond.’

@ Annick Vandorpe


Ontheemding

In België en Nederland mag Hemon dan (nog) geen klinkende naam zijn, maar in Frankrijk heeft hij een schare adepten en in de Verenigde Staten is hij niet meer uit het literair landschap weg te denken. Met titels zoals Nowhere Man (2002) en The Lazarus Project (2008) oogstte Hemon verschillende literaire prijzen. Recensenten roemen zijn stijl en taal. De Amerikaanse criticus James Wood vergelijkt hem zelfs met Vladimir Nabokov. Hemon lacht een tikje gegeneerd als ik pols naar wat hij daar zelf van vindt.
Nabokov is onmiskenbaar een van de grootste schrijvers ooit, in om het even welke taal. Met hem vergeleken worden is enorm. Ik ben ervan overtuigd dat hij zich beledigd zou voelen als hij het wist.’
Dat hedendaagse auteurs zoals Jonathan Safran Foer en Téa Obreht hem hoog in het vaandel dragen blijkt uit de loftuitingen op het omslag van Het boek van mijn levens, Hemons eerste non-fictie titel.
‘Ik heb het autobiografische genre lange tijd geschuwd,’ vertelt hij. ‘Normaal gezien laat ik mijn eigen verhalen rijpen tot ze inspiratie vormen voor fictie. De zeventien stukken in Het boek van mijn levens heb ik geschreven tussen 2000 en 2013. De aanleiding kwam altijd van buitenaf: ik praatte met een redacteur van The New Yorker of Granta over mijn leven en ze vroegen me er iets over te schrijven. Non-fictie schrijf ik nooit uit mezelf.’
Net als in Hemons verhalen en romans is de ontheemding die immigranten in het land van aankomst ervaren een centraal thema in het boek. In 1992 mocht de toen 27-jarige Hemon, werkzaam als journalist in Sarajevo, aan den lijve ondervinden wat het betekent om je thuis plotsklaps te moeten loslaten en op een vreemde plek een nieuw leven te beginnen. In het kader van een cultureel uitwisselingsprogramma trok hij in de lente naar de V.S. met het plan enkele maanden later naar Sarajevo terug te keren. Niet lang na zijn aankomst brak de oorlog in Bosnië en Herzegovina evenwel uit. Hemon, die op dat ogenblik in Chicago verbleef, vroeg politiek asiel aan.  Die periode staat hem nog glashelder voor ogen. ‘Vreselijke dingen vonden plaats in Bosnië. De televisiebeelden waren afgrijselijk. Tegenwoordig zouden ze dergelijke verontrustende beelden niet meer tonen. Het was een bloedbad. Ik hoorde verhalen over vrienden die werden vermoord. Mijn beste vriend Veba was in Bosnië op dat ogenblik.’
In het essay Mijn gevangene beschrijft Hemon zijn verscheurdheid als volgt: « Zodra de oorlog op snelheid komt, begin je je binnenstebuiten te keren, bezorgd met je eigen overleving, maar vervolgens begint op dat moment de condensdruppel van het schuldgevoel zich langzaam in je geest te vormen, tot hij, druppel voor druppel, een uitgestrekte zee is geworden. Zodra de oorlog start beginnen alle individuele levens hun eigen, meedogenloos unieke trajecten en de scheiding tussen hen die zich er middenin bevinden wordt overduidelijk zichtbaar. Oorlog, zo leerde ik, belegert. »

@ Annick Vandorpe
Geografie van de ziel
Uiteindelijk immigreerde Veba net als Hemons ouders en zus naar Canada, maar de oorlog sloeg diepe wonden. Hemon bleef in de V.S. ‘Schrijven kon ik niet, niet in het Bosnisch en ook niet in het Engels. Overleven, dat probeerde ik. 
"Ik spreek doorlopend tegen mezelf. Soms breng ik gewoon klanken voort, soms praat ik in het Engels, maar het vaakst in het Bosnisch"
Het duurde tot in 1995 voor ik weer iets op papier kreeg, eerst in het Engels en een jaar later in het Bosnisch.’ In De levens van een flaneur lezen we hoe hij zich zijn omgeving eigen maakte door dagenlang te wandelen door de verschillende wijken en inzicht te verwerven in wat hij “een geografie van de ziel van de stad” noemt. Om de ontheemding te overwinnen had hij ook een netwerk nodig: een kapper, een slager, een stamcafé, en vrienden. Voetbal speelde een cruciale rol bij het integreren, vertelt hij. ‘Ik sloot me aan bij een lokaal ploegje, waar ik met een Togolees, een Mexicaan, een Peruviaan en Oost-Europeanen op het veld stond, allemaal mensen die zoals ik elders vandaan kwamen en een aparte voorgeschiedenis hadden. Ik ben geïntegreerd in dat Amerika, het Amerika van de immigranten. In mijn buurt worden 120 talen gesproken.’ Intussen kent hij in Chicago meer mensen dan hij ooit in Sarajevo heeft gekend. Met zijn vrouw organiseert hij eenmaal per maand een literair salon in een café in de buurt. ‘Elke keer komen er minstens 300 mensen op af: schrijvers en uitgevers, maar ook biologen, architecten, etc..’ Hij heeft pretlichtjes in de ogen als hij erover praat. ‘Ik ga al twintig jaar naar dat café. Ik ontvang er zelfs post. Dat kan tellen: zo wordt een plaats een thuis.’
We bestellen nog koffie en Hemon ook een cola – zijn ridderslag mondde uit in een korte nacht. Hij vertelt dat hij af en toe naar Sarajevo terugkeert. Zijn boeken liggen er in de handel, maar hij vertaalt ze niet zelf naar het Bosnisch. Schrijft hij nog in zijn moedertaal?
‘Ik heb het nodig om mijn Bosnisch levend te houden. Ik vind continu nieuwe woorden uit. Als een neurolinguïst me zou testen, zou hij waarschijnlijk moeten besluiten dat ik een stoornis heb. Mijn relatie met taal is obsessief. Als ik alleen ben, spreek ik doorlopend tegen mezelf. Soms breng ik gewoon klanken voort, soms praat ik in het Engels, maar het vaakst in het Bosnisch.’ Hij aarzelt, lacht. ‘In het Bosnisch trek ik een compleet verschillend register open. Dan scheld en vloek ik als een gangster uit Sarajevo.’

@Annick Vandorpe


Koude douche

De woorden hebben een ironische bijklank. Sommige gangsters in Sarajevo zijn het tegendeel van de karikatuur die hij schetst, zoals blijkt uit het verhaal over Nikola Koljévic, die “de lange, slanke vingers van een pianospeler” had en literatuur doceerde aan de Universiteit van Sarajevo. « Tijdens zijn lessen pakten we gedichten uit alsof het kerstcadeautjes waren », schrijft Hemon. «  Het gaf ons het gevoel dat we persoonlijk uitgenodigd waren om deel te nemen aan de fijne, lieflijke aangelegenheid die literatuur was. »
Toen de oorlog uitbrak, kreeg Hemon een koude douche: zijn lievelingsdocent betrad een hoge functie in de nationalistische partij van Karadžić en werd medeverantwoordelijk voor de genocide. Het incident was bepalend in Hemons ontwikkeling als schrijver. « Waarschijnlijk is mijn schrijven door professor Koljević doordrongen van een prikkelbaar ongeduld voor bourgeois gebabbel, of jammerlijk besmet met een hulpeloze woede waar ik niet vanaf kan komen. »
Zijn teksten klinken er des te krachtiger door. Schrijven is een innerlijke drang, zegt hij. ‘Het is het enige domein waarover ik enigszins controle uitoefen. Als ik fictie schrijf, moet ik oplossingen vinden voor problemen die ik zelf heb gecreëerd. De Amerikaanse fotograaf Garry Winogrand zei ooit, Ik neem foto’s om te zien hoe de dingen eruit zien op foto. Ik doe hetzelfde met fictie. Ik begin met een idee en daarna is schrijven de enige manier om te weten te komen hoe het verder gaat. Met non-fictie ligt het anders. Daar probeer ik de juiste woorden te vinden om een waargebeurd verhaal zo goed mogelijk over te brengen.
In Het boek van mijn levens slaagt hij daar wonderwel in. Zijn talent komt misschien nog het meest tot uiting in het slotstuk Aquarium, over de kanker en het sterven van zijn babydochtertje Isabel. Nauwkeurig beschrijft hij de chemo die het kind moet ondergaan, de processen die in haar lichaampje plaatsgrijpen en het gestage verslechten van haar toestand. Zijn aandacht voor detail en de registrerende toon die hij handhaaft maken het stuk extra pakkend. Als lezer besef je dat dit precieze, analyserende schrijven voor Hemon de enige optie is om de confrontatie met de realiteit aan te kunnen.
"Ik ben geïntegreerd in het Amerika van de immigranten. In mijn buurt worden 120 talen gesproken."
In onze brasserie worden de tafeltjes al gedekt voor de lunch. Hemon moet zich reppen naar een volgende afspraak. ‘Isabels dood heeft mijn leven opgesplitst in een voor en een na,’ zegt hij bij het afscheid. ‘Het hardste wat me kon overkomen, is gebeurd.’ Dat het grandioze literatuur heeft voortgebracht, is voor hem wellicht een schrale troost. Het boek van mijn levens heeft hij opgedragen aan de kleine Isabel.

Het boek van mijn levens, Aleksandar Hemon. Vertaling Charles Bors & Mauro Veen
Karaat, 264 p. Dit interview verscheen op 6 januari in De Morgen.








Geen opmerkingen: