Hij werd in 1964 geboren in Sarajevo, woont sinds 1992 in
de Verenigde Staten, schrijft voor Granta en The New Yorker, en wordt
vergeleken met Nabokov. Bij ons is hij nog niet doorgebroken, hoewel de
enkelingen die z’n werk kennen unaniem zijn: Aleksandar Hemon is steengoed. De
Morgen arrangeerde een exclusief interview in Parijs.
‘Mijn relatie met taal is obsessief’
Annick
Vandorpe
‘Un petit
déjeuner parisien, s’il vous plait.’ Het is maandagmorgen en ik zit tegenover
Aleksandar Hemon in een brasserie in Châtelet-Les Halles. De bedoeling is te
praten over Het boek van mijn levens, een
bundel autobiografische essays die net in het Nederlands is verschenen, maar
eerst heeft de schrijver koffie nodig. Uit de zwier waarmee hij zijn bestelling
plaatst valt op te maken dat hij zich in de lichtstad als een vis in het water
voelt.
‘Mijn vrouw
en ik zijn hier getrouwd in 2007,’ vertelt hij. ‘We hebben tien maanden gewoond
in rue St-Jacques, om de hoek bij de boekhandel Shakespeare and Company.’
Sindsdien is
Hemon, die in 2000 debuteerde en inmiddels zes boeken heeft geschreven, een
geregelde gast in Parijs. Het is de vierde keer dit jaar dat hij uit Chicago
overvliegt. Terwijl zijn vorige bezoeken kaderden in zijn werk als docent Creative
Writing voor New York University, is hij nu op uitnodiging van de Franse staat
gekomen. Net wanneer ik naar meer details vraag, komt de ober aansnellen met
een dienblad vers geperst sinaasappelsap, espresso, croissants en warme
baguette. De schrijver wacht tot we weer alleen zijn voor hij me antwoordt. ‘Ik
heb mijn pluimhoed niet op, maar gisterenavond ben ik in het Théâtre de la
Ville tot ridder van de Kunst en Letteren gekroond.’
 |
@ Annick Vandorpe |
Ontheemding
In België en
Nederland mag Hemon dan (nog) geen klinkende naam zijn, maar in Frankrijk heeft
hij een schare adepten en in de Verenigde Staten is hij niet meer uit het
literair landschap weg te denken. Met titels zoals Nowhere Man (2002) en The
Lazarus Project (2008) oogstte Hemon verschillende literaire prijzen. Recensenten roemen zijn
stijl en taal. De Amerikaanse criticus James Wood vergelijkt hem zelfs met
Vladimir Nabokov. Hemon lacht een tikje gegeneerd als ik pols naar wat hij daar
zelf van vindt.
‘Nabokov is
onmiskenbaar een van de grootste schrijvers ooit, in om het even welke taal.
Met hem vergeleken worden is enorm. Ik ben ervan overtuigd dat hij zich
beledigd zou voelen als hij het wist.’
Dat
hedendaagse auteurs zoals Jonathan Safran Foer en Téa Obreht hem hoog in het
vaandel dragen blijkt uit de loftuitingen op het omslag van Het boek van mijn levens, Hemons eerste
non-fictie titel.
‘Ik heb het autobiografische
genre lange tijd geschuwd,’ vertelt hij. ‘Normaal gezien laat ik mijn eigen
verhalen rijpen tot ze inspiratie vormen voor fictie. De zeventien stukken in Het boek van mijn levens heb ik
geschreven tussen 2000 en 2013. De aanleiding kwam altijd van buitenaf: ik
praatte met een redacteur van The New Yorker of Granta over mijn leven en ze
vroegen me er iets over te schrijven. Non-fictie schrijf ik nooit uit mezelf.’
Net als in
Hemons verhalen en romans is de ontheemding die immigranten in het land van
aankomst ervaren een centraal thema in het boek. In 1992 mocht de toen
27-jarige Hemon, werkzaam als journalist in Sarajevo, aan den lijve ondervinden
wat het betekent om je thuis plotsklaps te moeten loslaten en op een vreemde
plek een nieuw leven te beginnen. In het kader van een cultureel
uitwisselingsprogramma trok hij in de lente naar de V.S. met het plan enkele
maanden later naar Sarajevo terug te keren. Niet lang na zijn aankomst brak de
oorlog in Bosnië en Herzegovina evenwel uit. Hemon, die op dat ogenblik in
Chicago verbleef, vroeg politiek
asiel aan. Die periode staat hem nog
glashelder voor ogen. ‘Vreselijke dingen vonden plaats in Bosnië. De
televisiebeelden waren afgrijselijk. Tegenwoordig zouden ze dergelijke
verontrustende beelden niet meer tonen. Het was een bloedbad. Ik hoorde
verhalen over vrienden die werden vermoord. Mijn beste vriend Veba was in
Bosnië op dat ogenblik.’
In het essay
Mijn gevangene beschrijft Hemon zijn verscheurdheid als volgt: « Zodra de oorlog op snelheid komt, begin je je
binnenstebuiten te keren, bezorgd met je eigen overleving, maar vervolgens
begint op dat moment de condensdruppel van het schuldgevoel zich langzaam in je
geest te vormen, tot hij, druppel voor druppel, een uitgestrekte zee is
geworden. Zodra de oorlog start beginnen alle individuele levens hun eigen,
meedogenloos unieke trajecten en de scheiding tussen hen die zich er middenin
bevinden wordt overduidelijk zichtbaar. Oorlog, zo leerde ik, belegert. »
 |
@ Annick Vandorpe |
Geografie van de ziel
Uiteindelijk
immigreerde Veba net als Hemons ouders en zus naar Canada, maar de oorlog sloeg
diepe wonden. Hemon bleef in de V.S. ‘Schrijven kon ik niet, niet in het
Bosnisch en ook niet in het Engels. Overleven, dat probeerde ik.
"Ik spreek doorlopend tegen mezelf. Soms breng ik gewoon klanken voort, soms praat ik in het Engels, maar het vaakst in het Bosnisch"
Het duurde tot
in 1995 voor ik weer iets op papier kreeg, eerst in het Engels en een jaar
later in het Bosnisch.’ In De levens van een flaneur lezen we hoe hij zich zijn
omgeving eigen maakte door dagenlang te wandelen door de verschillende wijken
en inzicht te verwerven in wat hij “een geografie van de ziel van de stad”
noemt. Om de ontheemding te overwinnen had hij ook een netwerk
nodig: een kapper, een slager, een stamcafé, en vrienden. Voetbal speelde een
cruciale rol bij het integreren, vertelt hij. ‘Ik sloot me aan bij een lokaal
ploegje, waar ik met een Togolees, een Mexicaan, een Peruviaan en
Oost-Europeanen op het veld stond, allemaal mensen die zoals ik elders vandaan
kwamen en een aparte voorgeschiedenis hadden. Ik ben geïntegreerd in dat
Amerika, het Amerika van de immigranten. In mijn buurt worden 120 talen
gesproken.’ Intussen kent hij in Chicago meer mensen dan hij ooit in Sarajevo
heeft gekend. Met zijn vrouw organiseert hij eenmaal per maand een literair
salon in een café in de buurt. ‘Elke keer komen er minstens 300 mensen op af:
schrijvers en uitgevers, maar ook biologen, architecten, etc..’ Hij heeft
pretlichtjes in de ogen als hij erover praat. ‘Ik ga al twintig jaar naar dat
café. Ik ontvang er zelfs post. Dat kan tellen: zo wordt een plaats een thuis.’
We bestellen nog koffie en
Hemon ook een cola – zijn ridderslag mondde uit in een korte nacht. Hij vertelt
dat hij af en toe naar Sarajevo terugkeert. Zijn boeken liggen er in de handel,
maar hij vertaalt ze niet zelf naar het Bosnisch. Schrijft hij nog
in zijn moedertaal?
‘Ik heb het
nodig om mijn Bosnisch levend te houden. Ik vind continu nieuwe woorden uit.
Als een neurolinguïst me zou testen, zou hij waarschijnlijk moeten besluiten
dat ik een stoornis heb. Mijn relatie met taal is obsessief. Als ik alleen ben,
spreek ik doorlopend tegen mezelf. Soms breng ik gewoon klanken voort, soms
praat ik in het Engels, maar het vaakst in het Bosnisch.’ Hij aarzelt, lacht.
‘In het Bosnisch trek ik een compleet verschillend register open. Dan scheld en
vloek ik als een gangster uit Sarajevo.’
 |
@Annick Vandorpe |
Koude douche
De woorden
hebben een ironische bijklank. Sommige gangsters in Sarajevo zijn het tegendeel
van de karikatuur die hij schetst, zoals blijkt uit het verhaal over Nikola
Koljévic, die “de lange, slanke vingers van een pianospeler” had en literatuur
doceerde aan de Universiteit van Sarajevo. «
Tijdens zijn lessen pakten we gedichten uit alsof het kerstcadeautjes waren »,
schrijft Hemon. « Het gaf ons het gevoel dat we persoonlijk
uitgenodigd waren om deel te nemen aan de fijne, lieflijke aangelegenheid die
literatuur was. »
Toen de oorlog uitbrak, kreeg Hemon een koude douche: zijn lievelingsdocent
betrad een hoge functie in de nationalistische partij van Karadžić en werd
medeverantwoordelijk voor de genocide. Het incident was bepalend in Hemons
ontwikkeling als schrijver. «
Waarschijnlijk is mijn schrijven door professor Koljević doordrongen van een
prikkelbaar ongeduld voor bourgeois gebabbel, of jammerlijk besmet met een
hulpeloze woede waar ik niet vanaf kan komen. »
Zijn teksten
klinken er des te krachtiger door. Schrijven is een innerlijke drang, zegt hij. ‘Het is het enige domein
waarover ik enigszins controle uitoefen. Als ik fictie schrijf, moet ik
oplossingen vinden voor problemen die ik zelf heb gecreëerd. De
Amerikaanse fotograaf Garry Winogrand zei ooit, Ik neem foto’s om te zien hoe
de dingen eruit zien op foto. Ik doe hetzelfde met fictie. Ik begin met een
idee en daarna is schrijven de enige manier om te weten te komen hoe het verder
gaat. Met non-fictie ligt het anders. Daar probeer ik de juiste woorden te
vinden om een waargebeurd verhaal zo goed mogelijk over te brengen.’
In Het boek van mijn levens slaagt hij daar
wonderwel in. Zijn talent komt misschien nog het meest tot uiting in het
slotstuk Aquarium, over de kanker en het
sterven van zijn babydochtertje Isabel. Nauwkeurig beschrijft hij de chemo die
het kind moet ondergaan, de processen die in haar lichaampje plaatsgrijpen en
het gestage verslechten van haar toestand. Zijn aandacht voor detail en de registrerende
toon die hij handhaaft maken het stuk extra pakkend. Als lezer besef je dat dit
precieze, analyserende schrijven voor Hemon de enige optie is om de confrontatie
met de realiteit aan te kunnen.
"Ik ben geïntegreerd in het Amerika van de immigranten. In mijn buurt worden 120 talen gesproken."
In onze brasserie worden
de tafeltjes al gedekt voor de lunch. Hemon moet zich reppen naar een volgende
afspraak. ‘Isabels dood heeft mijn leven opgesplitst in een voor en een na,’
zegt hij bij het afscheid. ‘Het hardste wat me kon overkomen, is gebeurd.’ Dat
het grandioze literatuur heeft voortgebracht, is voor hem wellicht een schrale
troost. Het boek van mijn levens heeft
hij opgedragen aan de kleine Isabel.
Het boek van mijn levens, Aleksandar Hemon. Vertaling Charles Bors
& Mauro Veen
Karaat, 264 p. Dit interview verscheen op 6 januari in De Morgen.