Eimear McBride schreef
haar debuut toen ze zevenentwintig was. Het duurde tot haar zesendertigste voor
ze een uitgever vond. Sindsdien regent het lof en prijzen. Een meisje is maar half af troebleert, ontreddert en overrompelt.
Een meisje is maar
half af van Eimear
McBride (˚1976) leest moeizaam en de stijl kan je niet bepaald mooi noemen,
maar dat neemt niet weg dat de jonge Ierse een zegetocht maakt in de
letterenwereld. In 2014 kreeg haar debuut
de felbegeerde Baileys Women’s Prize for Fiction waar gevestigde auteurs
zoals Donna Tartt en Jhumpa Lahiri toen ook naar meedongen. Anne Enright van
The Guardian noemde McBride ‘een genie’.
McBride kruipt in het hoofd van haar verteller, en dat moet letterlijk worden opgevat. De jonge Ierse liet zich
inspireren door haar illustere landgenoot James Joyce en zijn
stream-of-consciousness verhaaltechniek, waarbij de lezer de gedachtestroom van de verteller volgt. ‘Zodra
ik Ulysses begon te lezen, wist ik:
dit is het’, zegt ze in een interview met The Guardian. ‘Alles wat ik tot nu
toe heb geschreven, is goed voor de prullenmand.’
Ze schreef zes maanden aan haar debuut, maar het duurde
negen jaar voor een uitgever met haar in zee durfde te gaan. Te experimenteel,
luidde het oordeel. Volzinnen tref je in deze roman zelden aan. McBride
schrijft in losse woorden of flarden van zinnen en lapt de regels van de
interpunctie aan haar laars. Je leest rechtstreeks de gedachten van het hoofdpersonage
– gedachten die opwellen, nog niet in taal zijn vervat, die half af zijn. Neem
nu de eerste paragraaf: “Voor jou. Je
krijgt binnenkort. Jij mag een naam bedenken. Wat jij nu zegt draagt ze haar
hele leven met zich mee. Mama ik? Ja jij. Laat je op bed vallen zeg ik. Heb je
gedaan. En blijven liggen. Ze snijden in je. Wacht en uur en dag.”
Het vraagt een portie geduld voor duidelijk wordt dat de
ik-verteller – dan een klein
meisje – een innerlijke monoloog voert met haar geliefde broer die twee jaar
ouder is en geopereerd wordt van een hersentumor. Hij loopt een
hersenbeschadiging op en zal op school voor ‘achterlijke spastie’ worden uitgemaakt.
Vader laat het gezin in de steek en moeder neemt haar toevlucht tot extreem katholicisme.
Om de ellende compleet te maken, wordt de verteller op haar dertiende
(vrijwillig) misbruikt door een oom, waarna ranzige seks met wildvreemden een
noodzaak wordt. Als haar broer
weer kanker krijgt en terminaal ziek blijkt, gaat ze een steeds perversere toer op.
Tranen
weer kanker krijgt en terminaal ziek blijkt, gaat ze een steeds perversere toer op.
Tranen
Een meisje is maar
half af is een
uiterst beklemmend boek, door de trieste thematiek maar nog meer door de manier
waarop McBride vertelt. Eens je aan de stem gewoon bent, word je de protagonist en naarmate het verhaal vordert, voel je de
toekomstperspectieven verdwijnen. “Ochtend is het ergste. Dat is altijd zo.
Versuft opduiken uit de slaap. En weer weten dat de wereld gebeurt.” Hartverscheurend
is het tafereel waarin de broer verneemt dat hij zal sterven en “de dood door
de kamer valt” en “alle woorden uit de lucht zuigt”. Ingewanden in de knoop,
een plots tekort aan lucht, traankanalen die in werking schieten... je moet
ertegen bestand zijn. McBride lezen is een fysieke ervaring.
Een meisje is maar half af, Eimear McBride. Vertaling: Gerda Baardman. Hollands Diep, 256 p., 19,99 euro. Deze recensie verscheen op 27 mei in De Morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten