Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

donderdag 28 mei 2015

In het spoor van 'Ulysses'

Eimear McBride schreef haar debuut toen ze zevenentwintig was. Het duurde tot haar zesendertigste voor ze een uitgever vond. Sindsdien regent het lof en prijzen. Een meisje is maar half af troebleert, ontreddert en overrompelt.

Een meisje is maar half af van Eimear McBride (˚1976) leest moeizaam en de stijl kan je niet bepaald mooi noemen, maar dat neemt niet weg dat de jonge Ierse een zegetocht maakt in de letterenwereld. In 2014 kreeg haar debuut de felbegeerde Baileys Women’s Prize for Fiction waar gevestigde auteurs zoals Donna Tartt en Jhumpa Lahiri toen ook naar meedongen. Anne Enright van The Guardian noemde McBride ‘een genie’.

McBride kruipt in het hoofd van haar verteller, en dat moet letterlijk worden opgevat. De jonge Ierse liet zich inspireren door haar illustere landgenoot James Joyce en zijn stream-of-consciousness verhaaltechniek, waarbij de lezer de gedachtestroom van de verteller volgt. ‘Zodra ik Ulysses begon te lezen, wist ik: dit is het’, zegt ze in een interview met The Guardian. ‘Alles wat ik tot nu toe heb geschreven, is goed voor de prullenmand.’
Ze schreef zes maanden aan haar debuut, maar het duurde negen jaar voor een uitgever met haar in zee durfde te gaan. Te experimenteel, luidde het oordeel. Volzinnen tref je in deze roman zelden aan. McBride schrijft in losse woorden of flarden van zinnen en lapt de regels van de interpunctie aan haar laars. Je leest rechtstreeks de gedachten van het hoofdpersonage – gedachten die opwellen, nog niet in taal zijn vervat, die half af zijn. Neem nu de eerste paragraaf: “Voor jou. Je krijgt binnenkort. Jij mag een naam bedenken. Wat jij nu zegt draagt ze haar hele leven met zich mee. Mama ik? Ja jij. Laat je op bed vallen zeg ik. Heb je gedaan. En blijven liggen. Ze snijden in je. Wacht en uur en dag.”
Het vraagt een portie geduld voor duidelijk wordt dat de ik-verteller –  dan een klein meisje – een innerlijke monoloog voert met haar geliefde broer die twee jaar ouder is en geopereerd wordt van een hersentumor. Hij loopt een hersenbeschadiging op en zal op school voor ‘achterlijke spastie’ worden uitgemaakt. Vader laat het gezin in de steek en moeder neemt haar toevlucht tot extreem katholicisme. Om de ellende compleet te maken, wordt de verteller op haar dertiende (vrijwillig) misbruikt door een oom, waarna ranzige seks met wildvreemden een noodzaak wordt. Als haar broer 
weer kanker krijgt en terminaal ziek blijkt, gaat ze een steeds perversere toer op.

Tranen
Een meisje is maar half af is een uiterst beklemmend boek, door de trieste thematiek maar nog meer door de manier waarop McBride vertelt. Eens je aan de stem gewoon bent, word je de protagonist en naarmate het verhaal vordert, voel je de toekomstperspectieven verdwijnen. “Ochtend is het ergste. Dat is altijd zo. Versuft opduiken uit de slaap. En weer weten dat de wereld gebeurt.” Hartverscheurend is het tafereel waarin de broer verneemt dat hij zal sterven en “de dood door de kamer valt” en “alle woorden uit de lucht zuigt”. Ingewanden in de knoop, een plots tekort aan lucht, traankanalen die in werking schieten... je moet ertegen bestand zijn. McBride lezen is een fysieke ervaring.


Een meisje is maar half af, Eimear McBride. Vertaling: Gerda Baardman. Hollands Diep, 256 p., 19,99 euro. Deze recensie verscheen op 27 mei in De Morgen.

Geen opmerkingen: