Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

donderdag 27 november 2014

'Ik lees de boeken van mijn ouders niet'

Solomonica de Winter schrijft sinds ze acht is. Nu is ze zeventien en ligt haar debuut in de handel, Achter de regenboog, een duister verhaal met een boze tiener in de hoofdrol. Kind zijn van het befaamde schrijversduo Leon de Winter en Jessica Durlacher ervaart ze niet als een extra druk. ‘Ik wil niet dat mijn ouders zich bemoeien met wat ik doe.’ 

De taxi glijdt door de brede, boomrijke lanen van Bloemendaal. Gelegen op een half uurtje rijden van Amsterdam, staat deze gemeente bekend als het Brasschaat van Nederland. Het adres dat de uitgeverij me heeft gegeven ligt in een uithoek, niet ver van de duinen. ‘Een van de rustigste kwartieren van Bloemendaal’, licht de taxichauffeur toe. 
Voor een hoog vrijstaand huis met grote glaspartijen stap ik uit. In de keuken zie ik een portret van Solomonica de Winter staan, hetzelfde als op de omslag van haar roman. De man die aan de tafel op een laptop aan het tikken is, moet haar vader zijn, schrijver Leon de Winter. 
Vorige week heeft Solomonica een eerste interview gehad, vertelt hij terwijl hij me voorgaat naar het salon. Bij het raam poseert dochterlief voor de fotograaf. Met haar ruglange donkere haren, reeënogen en porseleinen huid is ze een opvallende verschijning. Ietwat verlegen komt ze me een hand geven. De attitude contrasteert met de pose die ze meteen weer aanneemt voor de lens – geconcentreerd, professioneel bijna. 

'Dochter van' 
Ik wacht in de aanpalende veranda. Hoge ramen bieden een panoramisch zicht op de tuin waar de herfst het gebladerte in okertinten kleurt. Binnen straalt alles gezelligheid uit, van de warmrode muur en de verweerde houten tafel tot de met fluweel beklede stoelen met vergulde randen. Het is haar moeder, Jessica Durlacher, die het huis heeft ingericht, zal Solomonica me toevertrouwen. In de gang hoor ik de Winter met de fotograaf overleggen, maar Durlacher zelf is nergens te bespeuren. Komen zij er straks bij zitten tijdens het interview? Het schrijversechtpaar waakt nauwlettend over de perscontacten van hun dochter. Je kan het hen niet kwalijk nemen. Solomonica – ‘Moon’ voor vrienden en familie – is pas zeventien en ze heeft het potentieel om een hype worden. 
Alles aan haar verhaal is bijzonder, van haar jonge leeftijd en haar afkomst tot haar roman zelf, die in het Engels is geschreven en eerst in het Duits is verschenen. Het lijkt wel een promotiestunt, opper ik als ze bij me zit. Vader de Winter komt vragen of we iets willen drinken, maar trekt zich dan terug. 
Solomonica lacht verontschuldigend. ‘Het is een samenloop van omstandigheden. Ik heb mijn boek in het Engels geschreven omdat we zo vaak in Amerika hebben gewoond. Nu wonen we weer in Nederland sinds 2011, maar in de zomer gaan we nog elk jaar een maand naar Amerika. Door de jaren heen is Engels mijn eerste taal geworden en Nederlands mijn tweede taal. Ik ga naar de Internationale school in Amsterdam waar ik les krijg in het Engels, ik lees alleen in het Engels en ik droom en ik denk in het Engels. Toen ik het boek af had, besloten mijn ouders en ik het eerst door een buitenlandse uitgever te laten lezen omdat we een neutrale blik wilden. In Nederland kent iedereen ons. Nederlanders hebben vaak vooroordelen. Hier ben ik direct “de dochter van”.’ 
De keuze viel op de Zwitserse uitgeverij Diogenes, die de titels van Solomonica’s ouders op de Duitstalige markt brengt. ‘De uitgever zag de kwaliteiten van het manuscript, maar hij wilde een onafhankelijke mening. Hij liet mijn boek aan vier adviseurs lezen zonder mijn naam en leeftijd te vermelden en een week later had hij vier enthousiaste reacties…’ 
De roman kreeg in Duitsland een lovende ontvangst. ‘Ongelofelijk cool, zuiver en stijlvast verteld’, schreef de Frankfurter Allgemeine Zeitung. 

Duistere kant 
Solomonica’s verteller, Blue McGregor, is een boos meisje van dertien. In het eerste deel van de roman richt Blue zich tot haar psychiater. Ze heeft twee mensen vermoord en beschrijft hoe het zover is gekomen. We vernemen dat haar moeder drugsverslaafd is en dat haar vader is neergeschoten terwijl hij een bankoverval pleegde. Blue was toen acht. De dag voor hij stierf gaf hij haar het boek The Wizard of Oz. Sindsdien heeft Blue geen woord meer gezegd. Het boek is haar vlucht, haar leven, haar alles. Ze draagt het overal met zich mee en vereenzelvigt zich met Dorothy, de protagonist. Dorothy’s wereld “achter de regenboog” is haar realiteit, en wat Blue dagelijks meemaakt, pesterijen op school, het verval van haar moeder, het gemis van haar vader, beschouwt ze als nachtmerries. 
Ze heeft het haar vader nooit vergeven dat hij zijn leven voor zijn gezin heeft gewaagd. Als ze op een dag ontdekt dat hij werd afgeperst door een maffiabaas, weet ze met haar woede geen blijf. Ze vat het plan op de man te vermoorden, maar terwijl haar haat toeneemt, bloeit ook een ander gevoel op. Ze wordt verliefd op de jongen aan de kassa van de buurtwinkel, die geobsedeerd is door de film The Wizard of Oz
Mijn ouders zeggen altijd "Schrijf over wat je weet, over wat je kent". Ik wil net het omgekeerde, ik vind het juist mooi om te schrijven over wat ik niet ken
Voor een kind van dertien heeft Blue een opvallend duistere kant. Overtuigend schetst Solomonica hoe het meisje verscheurd wordt door woede, verdriet en angst en hoe die negatieve gevoelens haar wereldbeeld bepalen. Aan haar dokter schrijft Blue: “Ik haat mensen. Met de stomme, lelijke ledematen die aan hun lijf bungelen, die rare neuzen die in de mafste soorten en maten uit hun gezicht tevoorschijn komen. De knokigheid van de knieën. De wriemelworstjes die aan onze voeten plakken, met de naam tenen.” 
Zoals de jonge schrijfster voor me zit, spontaan en enthousiast, kan ik me moeilijk voorstellen dat ze zelf ook zo’n schaduwkant heeft, of heb ik het verkeerd voor? 
Ze schudt haar hoofd en lacht weer. ‘Blue komt helemaal uit mijn verbeelding. Mijn ouders zeggen altijd "Schrijf over wat je weet, over wat je kent". Ik wil net het omgekeerde, ik vind het juist mooi om te schrijven over wat ik niet ken, bijvoorbeeld over een gestoord meisje zoals Blue. Iedereen heeft ergens iets duisters, maar bij Blue is het extreem. Haar een stem geven was een uitdaging. Ik moest me heel erg inleven.’ 
Ervaring had ze al. Verhalen verzinnen doet ze sinds ze een potlood kan vasthouden. ‘Schrijven zit bij me ingebakken, maar ik had het evengoed kunnen haten. Mijn broer is totaal niet met boeken bezig. Mijn ouders hebben me niet gestimuleerd. Ik houd me niet bezig met wat zij schrijven en ik lees hun boeken niet. Ik wil niet dat zij zich bemoeien met wat ik doe.’ 

Ritueel 
Toen Solomonica aan de roman begon, woonde ze pas weer in Nederland na drie jaar in Amerika. Ze was veertien – één jaar ouder dan Blue. Het was een lastige periode, biecht ze op. 
‘In Los Angeles was ik niet echt een goede dochter. Ik ging naar een public high school op vijf minuten van ons huis, waar ik slechte vrienden had uit slechte buurten. Ik spijbelde vaak. Het is moeilijk om in Los Angeles bij jezelf te blijven omdat het zo’n wilde, chaotische stad is. Je laat je makkelijk door iets of iemand meeslepen en dat heb je minder in een kabouterlandje zoals Nederland. Maar ik was daar heel gelukkig en toen we hier terugkeerden, was ik boos. Een beetje van mijn boosheid zit ook in Blue, maar bij haar is die sterk uitvergroot.’ 
Solomonica werkte twee jaar aan het boek en schreef zes versies. ‘Eerst ging het gewoon over een meisje dat met een verslaafde moeder leeft in een slechte buurt, maar geleidelijk aan heb ik elementen, scènes en karakters toegevoegd.’ 
Negen jaar schrijven en ontzettend veel lezen hebben haar gevormd. Kafka, Dostojevski, Kundera, Sylvia Plath en Jack Kerouac voeren het lijstje van haar favoriete auteurs aan. Als ze bij het schrijven in de knoop zit, laat ze haar tekst liever even liggen dan raad te vragen aan haar vader of moeder. Ze wil “alles zelf uitvogelen”. Dat betekent niet dat ze nooit met haar ouders over schrijven spreekt. Met haar vader had ze tijdens het schrijven van Achter de regenboog een soort ritueel. ‘Na elke versie gingen we samen aan tafel zitten en vroeg hij me over het boek, over scènes, personages. Hij gaf geen advies en begeleidde me niet, dat wilde ik ook niet. Hij stelde vragen om me uit te dagen en mijn creativiteit te stimuleren, een beetje zoals Socrates deed met zijn leerlingen.’ 
Het idee The Wizard of Oz in het boek te stoppen is zo ontstaan, vertelt ze. ‘Na de tweede versie gingen mijn vader en ik weer zitten en vroeg hij, Is er iets waar Blue heel erg van houdt? Toen keken we elkaar aan en begonnen we allebei spontaan te huilen. Ik zei: "The Wizard of Oz". Honderden keren had ik die film gezien en ik kreeg er nooit genoeg van. Daar dacht mijn vader natuurlijk ook aan. Ik wist dat Blue een lichtpuntje nodig had en The Wizard of Oz, het symbool voor onschuld, paste perfect. Het verhaal wordt haar realiteit, ze verdrinkt er bijna in.’ 

Een glas koud water in ons gezicht 
Achter de regenboog overstijgt de young adult-roman. Daarvoor is de karaktertekening van Blue te geraffineerd en de opbouw van het boek te ingenieus. Hoezeer Blue in haar verbeelding leeft, blijkt na 190 bladzijden, in het tweede deel van het boek. Het idee dat we ons hebben gevormd moeten we plots bijstellen. Het is alsof Solomonica een glas koud water in ons gezicht gooit: de wending komt onverwachts, maar is verfrissend. 
De jonge schrijfster houdt wel meer surprises voor ons in petto, inhoudelijk en ook stijlmatig. Voor een zestienjarige is ze opvallend ervaren. Ze schrijft filmisch en suggestief en gebruikt een mooie beeldspraak. Het verhaal telt enkele valse noten – Blue’s moeder is bijvoorbeeld een karikaturaal personage, de band tussen moeder en dochter mist diepgang en het slot van de roman lijkt vlug afgehaspeld – maar verder glinstert het boek van de belofte. Donderdag ligt het bij ons in de rekken. Hoe voelt Solomonica zich daar bij? 
Ze zoekt naar woorden. ‘Het is spannend en een beetje onwerkelijk dat vreemde mensen nu mijn boek gaan lezen. Misschien haten sommige mensen het... De slechte recensies wil ik liever niet lezen. Ik wil afstand houden. Ik moet me focussen op mijn schoolwerk. Dit is mijn laatste jaar middelbaar. Ik heb in februari voorexamens en in mei echte examens.’ Weet ze al wat ze volgend jaar gaat doen? Haar ogen lichten op. ‘Ik wil graag iets studeren in Amerika of in Israel. In ieder geval iets met literatuur. Schrijven is vanzelfsprekend voor me. Ik wil mijn hele leven verhalen creëren. Mooie dingen maken voor mensen, daar gaat het me om. Niet zo lang geleden ben ik iets nieuws begonnen. Net voor je kwam, heb ik een half uur geschreven. Het vordert trager dan vorige keer omdat ik meer schoolwerk heb, maar ik vind het nu al beter dan Achter de regenboog.’ 
Ze aarzelt even voor ze verdergaat: ‘De grote thema’s zijn haat, wraak en jaloezie, maar meer kan ik er niet over kwijt.’ 

Cool 
Het loopt intussen tegen zes uur. De tuin is aardedonker, de veranda een lichtbel in de nacht. Mijn tijd is verstreken. Solomonica vergezelt me naar de voordeur. In de keuken is haar vader aan het telefoneren. Hij onderbreekt zijn gesprek en vraagt of ik mijn tekst kan doorsturen, “zodat Solomonica kan corrigeren”. Ik denk aan zijn gesprek met de fotograaf daarnet. Na de fotosessie vroeg de Winter of hij de beelden bij het interview mocht kiezen. De fotograaf zei dat het ongebruikelijk was en vroeg wat hij belangrijk vond. ‘Dat Solomonica heel mooi is’, ving ik op. ‘Dat is ze natuurlijk, maar dat kan jij versterken.’ 
Vader de Winter weet hoe hij de media moet bespelen, maar voor Solomonica is de persaandacht nieuw. In de omgang is ze discreet en onbevangen zoals de meeste meisjes van zeventien. ‘Over schrijven praten doe ik zelden’, bekent ze bij het afscheid. ‘Op school weet iedereen dat ik schrijf, maar mijn vriendinnen zijn niet met schrijven bezig. Als ik hen zeg "Dat boek komt uit", antwoorden ze "Cool", maar ze hebben geen idee waarover het gaat.’ 
‘Thuis spreken we ook weinig over schrijven’, besluit ze. ‘Aan tafel hebben we het over film of televisieseries. Ik voel geen druk, wat fijn is. Alles wat ik schrijf, is van mij.’ 

Achter de regenboog, Solomonica de Winter. Prometheus, 216 p.
Dit interview verscheen op 26 november in De Morgen.

Geen opmerkingen: