Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 16 november 2012

Lorkenhout


Vorige week hebben mijn vader en ik – voornamelijk mijn vader– nieuwe luiken gemaakt. De bestaande doen al dertig jaar dienst. We hebben de oude hengsels en sloten hergebruikt, wat de klus niet vergemakkelijkte. Die luiken hebben namelijk twee sluitingsmechanismes. Beveiliging was een obsessie voor de vorige eigenaars.

 Monsieur en madame R., die vijfentwintig jaar in dit huis hebben gewoond, waren professionele muzikanten. Zij was zijn leerlinge geweest aan het conservatorium. Ze hadden een uitgebreide verzameling muziekinstrumenten waaronder twee cello’s van de hand van Giovanni Battista Guadagnini, een collega van Stradivarius. Eén Guadagnini verkochten ze toen ze hier kwamen wonen. De som die ze ervoor kregen ken ik niet, maar madame R. heeft me verteld dat de helft volstond om het huis te kopen. Van de andere helft is het leeuwendeel waarschijnlijk opgegaan aan tralies, geblindeerde deuren, ijzeren staven in de luiken. Ze hadden geen kinderen en leefden voor hun muziek. Het enige wat ze onderhielden waren de hagen die een meter dik waren en bijna even hoog als het huis. Vanaf de eerste keer dat ik madame R. zag, toen mijn man en ik met een vastgoedagente het huis bezochten, wekte ze mijn nieuwsgierigheid. Monsieur R. was net overleden. Hij was, zo zegt men, een virtuoze cellist. Op buitengewoon warme dagen hadden de buren hem soms horen spelen, maar in vijfentwintig jaar tijd hadden ze hem slechts één keer gesproken. Madame R., die tweeënzestig was en er met haar nog gitzwarte lokken een stuk jonger uitzag, ging naar Nice verhuizen waar ze een etage van een villa had gekocht. Het eigendom stond pas te koop en er waren nog geen bezoekers geweest. Ze bekeek mij en mijn man alsof we exotische dieren waren. Toen de vastgoedagente een telefoon kreeg en zich terugtrok, begonnen zij en ik te praten, en dat ging ook zo de volgende keren.

Madame R. had een franke manier van doen waar ik zelf bepaald vrijmoedig van werd. We maakte geen woorden vuil aan weerpraatjes of praktische zaken, maar stootten door naar de essentie. Ik vroeg alles wat bij me opkwam. Het was in zekere zin alsof ik wist dat mijn minuten met haar geteld waren, alsof ik aanvoelde dat ik haar na de aankoop van het huis niet meer zou zien. Op elke vraag kreeg ik een antwoord dat me verbaasde en me deed hongeren naar meer.

Als ik nu aan madame R. terugdenk, denk ik dat ook zij uitkeek naar die gesprekken. Tijdens de conversaties cultiveerde ze een zeker mysterie. Ze deed me denken aan de oude, aristocratische dame van Music for Chameleons uit de gelijknamige bundel van Truman Capote. Het is een sterk verhaal, net als de overige, zeer diverse stukken van dit boek dat in 1982 verscheen, twee jaar voor Capote stierf. Er zit een voorwoord bij waarin Capote vertelt hoe hij begon te schrijven en hoe hij zijn talent tot volle ontwikkeling bracht – heel boeiend.
Music for Chameleons speelt zich af op Martinique in de Antillen. De verteller zit met de oude dame in de gaanderij van haar mooi koloniaal huis. Ze drinken muntthee met absint en spreken over de tradities op het eiland. Tijdens de conversatie wordt een anekdote opgehaald, een moord die vijftien jaar geleden op het eiland is gepleegd. Het slachtoffer was een vriend van de verteller. De oude dame, zo blijkt, heeft hem gekend. Het gesprek kabbelt verder, maar de sfeer is veranderd, de lezer voelt dat de dame en de verteller zaken voor elkaar verzwijgen. Aan het eind speelt ze in haar salon een sonate van Mozart. Uit alle hoeken van het huis komen kameleons aanlopen om te luisteren.
Madame R. zag ik dit ook doen, een cellosolo voor de Zuid-Franse gekko’s – eerder voor de gekko’s dan voor de buren.

Al snel ontstond een spel tussen madame R. en mij. Zodra we buiten gehoorsafstand van de vrouw van het vastgoedkantoor waren, fluisterde ze me iets toe, een enkele zin als een lokaas. Ik reageerde direct, de rol van argeloze vis speelde ik graag. Discreet trokken we ons terug in een hoek of achter een deur. Als de anderen ons niet meer konden horen, begon madame R. aan een lang verhaal.

Een van de laatste gesprekken vond plaats in wat zij de muziekkamer noemde, naast haar slaapkamer. Het was een januarimiddag. Madame R. stond bij het raam, voor een affiche van een concert dat monsieur lang geleden had gegeven. Ze sprak snel, er stond iets te gebeuren met een man, een vroegere medestudent die ze na dertig jaar had teruggezien. Hij woonde in Nice.

Toen het compromis was getekend en we het huis hadden betrokken en ontdekten dat de muren vol vakkundig verborgen barsten zaten, dat het dak lekte en dat de fris geschilderde luiken rot waren, bedacht ik dat ik werkelijk een argeloze vis was geweest en dat zij dat had geweten.
Ik heb nog steeds moeite om het bedrog met madame R. te rijmen, maar eigenlijk zou het me niet mogen verbazen. Ze heeft mijn verbeelding altijd overtroffen.

De nieuwe luiken hangen intussen aan de ramen. Ze zijn van lorkenhout.

Music for Chameleons, Random House.

Geen opmerkingen: