Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 2 november 2012

Innerlijke schreeuw


Ik parkeerde de auto bij de bushalte “Je t’aime Charlotte”, zo genoemd naar de graffiti op de stal naast het wachthokje. De letters, die tot voor kort nog groot en zwart waren, zijn nu met een laag wit bedekt, maar wie aandachtig kijkt ziet de liefdesverklaring door de verse verf schemeren.

De graffiti dateert uit de jaren tachtig, toen de zus van mijn vriendin elke morgen bij die halte de bus nam naar het lyceum aan de kust. De plotse liefdesverklaring overviel haar. Vanaf dan zorgde ze dat ze tien minuten voor tijd bij de halte stond. Als ze aankwam, was het nog donker. Verkleumd zat ze op de lege bank in het bushokje te speuren naar de baan. Zodra een auto parkeerde of iemand aan kwam lopen, keek ze met een bestudeerde nonchalance voor zich uit en probeerde ze haar zenuwen te bedwingen.

Het was niet zo dat ze de graffiti met één jongen in verband bracht. Er waren verschillende kandidaten van wie de woorden konden komen, of toch, van wie ze de woorden wilde horen. Ze speculeerde erover met haar busvriendinnen. Tijdens de lange rit naar en van het lyceum – het traject duurde drie kwartier – werkten ze theorieën uit. De mogelijkheden, die in de eerste dagen ongebreideld waren, verdichtten zich naargelang de dagen voorbijgingen tot er maar één profiel overbleef. Toen na twee weken nog geen enkele van de buspassagiers openlijk zijn liefde had bekend ondanks het oogcontact dat Charlotte maakte, de glimlachjes, het korte en beschamende gesprek met een van de stoere kerels die altijd de achterbank van de bus bezetten, kwamen zij en haar vriendinnen tot het besluit dat de graffiti het werk was van een bedeesde jongen. De liefdesverklaring, meenden zij, was de innerlijke schreeuw van een gevoelige ziel die leed aan een hogere vorm van verlegenheid. (“Een hogere vorm van” was een eufemisme voor een adjectief waar Charlotte slecht op had gereageerd.) Charlotte moest geduld uitoefenen, steeds alert zijn en op het geschikte ogenblik goed reageren.

Maanden gingen voorbij. Charlotte wachtte. In een Frans dorp dat weinig van haar dorp verschilde groeide Solange op, de heldin van de gelijknamige roman van Marie Darrieussecq. Solange had geen broers of zussen en haar ouders hielden zich niet met haar bezig. De buurman, Monsieur Bihotz, een werkloze vrijgezel, zorgde voor haar. Op haar tiende droeg Solange de onschuld van haar kindertijd nog met zich mee, maar tegelijkertijd zag ze haar lichaam veranderen en merkte ze dat mannen op straat haar nakeken. De overgang naar de puberteit duurde niet lang. Solange ontdekte haar seksualiteit en begon die uit te buiten, zonder scrupules.

De lente begon. Als Charlotte bij de bushalte arriveerde, was de zon al op. Op dat ochtendlijke uur leek het landschap met een airbrush bewerkt. De mist die over de akkers rolde, de oranje bol boven de bergrug, de eerste veldbloemen, vond Charlotte, hoorden thuis in een kitscherige new age prent. Terwijl ze wachtte dacht ze aan de Solanges die ze kende. In elk lyceum waren er. Meestal kwamen ze zoals het personage van Darrieussecq uit een treurige gezinssituatie. Toch benijdde ze hen.

In die periode werd P., een jongen van het dorp voor wie ze al lang een boon had, verliefd op haar. Ze hield hem op een afstand omdat hij (ze stelde de vraag) de auteur niet was van de liefdesverklaring bij de bushalte. Pas na maanden, toen bleek dat de graffiti voor een andere Charlotte was bedoeld, een Charlotte die ze op de koop toe kende, liet ze zijn avances toe.

Toen ik door de weilanden rende, dacht ik aan het verhaal van Charlotte en daarna aan dat van Solange, dat ranzig en cru is maar ook waarachtig en goed geschreven zoals te verwachten is van Darrieussecq, die in 1997 een opvallend debuut maakte met de roman Truismes (Zeugzoenen), over een vrouw die langzaam in een varken verandert en in 2008 nog van zich liet horen met de trieste roman Tom est mort. Ik nam een weg die ik niet kende, omhoog tot onder het buurdorp en dan in een nauwe bocht weer naar de vallei. Ik liet mijn benen los en keek naar de cipressen aan de kant van de baan, naar de gloed van de zon op een muur, naar een rookpluim die uit een solitaire schoorsteen kringelde. Dit was, bedacht ik, de avondversie van het new age landschap van Charlotte. Zij en P. zijn nog samen.

Solange, Meulenhoff, 254 p. Een recensie leest u op Cobra.

Geen opmerkingen: