Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 28 september 2011

De keus (Sterre van Rossem)

pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl

Ik was de hele geschiedenis eindelijk vergeten. Het spel en de waarheid waren naadloos in elkaar overgegaan. De tijd had alle stukjes in mijn herinnering die gebrekkig paste met een laag stof uit het zicht ontrokken. Herinneren is een keuze die je slechts soms bewust maakt. Vergeten is net zo’n keus. Ik laat de papieren map, die ik van onder de losse plank in de vloer heb gehaald, op mijn bureau vallen. De map was ooit wit. Op die vierkante sticker op de voorkant staat een naam in mijn handschrift geschreven, klein en nauwkeurig: Sophie Baker. Er staat ook nog iets onder: Case # 341, November 13, 2001. Brooklyn NY.
Ik open de map. Bovenop alle keurig uitgetypte vellen ligt een handgeschreven brief, zelfde handschrift als op de sticker. Ik lees alleen de laatste zin ‘Het is nu bijna over. Ik kom snel thuis. J.’ Ik lees de verdere inhoud van de map niet, ik veeg het stof er niet eens vanaf. In plaats daarvan stop ik de map in de prullenbak naast mijn bureau en strijk een lucifer af - ik moet drie keer strijken voor het hoofd van de lucifer vlam vat - waarmee ik de hoeken van het papier aansteek. Dan bekijk ik rustig hoe de vlammen zich te goed doen aan het omkrullende papier.

Ik was zo goed in mijn werk geweest, dat ik de opdracht zelf had kunnen vergeten. En de angst voor een ontmoeting, voor een ontmaskering, was met al het andere vervaagd. Toen het dan toch gebeurde, was het alsof ik mezelf ontmoette. Ik stel me zo voor dat de schok en de verwarring niet groter geweest zouden zijn als ik, zoals elke morgen, binnen was gelopen in South 4th Café en daar mezelf op mijn plek had gezien. Koffie zwart, een opengeslagen krant en een pen tussen mijn tanden. Wat zou ik dan gedaan hebben? Waarschijnlijk was ik omgekeerd. Ik ben allang de man niet meer die ik geweest ben; die andere man was op zijn evenbeeld afgestapt en had hem aan een behoorlijk vragenvuur onderworpen. De man die hier zit is een angsthaas. Ik ben mezelf gaan zien zoals Sophie me ziet, zoals het ooit noodzakelijk was dat ze me zag en zoals ik dus zorgde dat zij me zou zien. De cirkel is gewoonweg rond.
Ik liep met Sophie aan mijn arm over Broadway. We lopen er elke vrijdag als we via de Farmers Market op Union Square naar Nohostar gaan om daar een sandwich te eten. Ik neem altijd de kip sandwich met kerrie mayonaise, spek en tomaat. Ik drink er eerst een glas verse jus bij en daarna een espresso. Sophie neemt altijd de zalm baguette en een glas witte wijn. Ik dacht erover om misschien eens van sandwich te veranderen, en de toast met roerei en gekookte broccoli te nemen. Het regende. Ik had mijn arm over Sophie geslagen die er schattig uitzag in haar trenchcoat en haar nieuwe zijden sjaal die ze om haar nek geknoopt had. Ik had zelf mijn kraag opgezet en de paraplu boven ons beider hoofd gehouden. Zo haastten wij ons door de grijze massa anonieme mensen die allemaal sneller liepen door de regen, maar er nauwelijks sneller door bewogen.
Het gebeurde allemaal heel plotseling. Iemand sprong vlak voor ons opzij, en hief zijn vuist vloekend naar de taxi die dichtbij de stoep door een plas gereden was waardoor een indrukwekkende muur van water omhoog gespoten werd, die ternauwernood op de man neerkwam die het water soepel maar vloekend ontweek. In het moment dat de man sprong, hief ik mijn hoofd en keek recht in het gezicht van een vrouw van middelbare leeftijd. De vrouw had lange slierten nat haar om haar volle gezicht. Ze droeg geen make-up en de opgezette kringen onder haar ogen toonden haar weinige nachtrust. Ze leek grauw, grauwer nog door de regen. Maar haar ogen waren mij bekend. De puzzelstukken in mijn herinnering verschoven wat. Ik bleef kijken.
‘John?’ vroeg de vrouw en ze stak wanhopig een hand naar voren en liep op ons af. ‘John!’ riep ze vervolgens. Sophie, die door de taxi en de vloekende man in beslag was genomen, keek op, keek van mij naar de vrouw die met uitgestrekte handen op ons afwam en week instinctief achteruit. Ik deinsde ook terug en schudde mijn hoofd tegen de vrouw die me al vasthield bij mijn jas, en hysterisch begon te schreeuwen: ‘John! John! Je bent het. Kom terug, het heeft lang genoeg geduurd.’
Ik keek naar de mond van de vrouw die tegen me aan bleef schreeuwen. In de groeven van haar lippen was er meer kleur, alsof ze goedkope lippenstift had opgehad en die niet goed had afgehaald. Of alsof ze het niet goed had bijgewerkt. De kleur rood in die groeven deed me denken aan de kleur rood van een voordeur die ik ooit gekend had.
‘Wie is dit?’ riep Sophie ontzet naar mij en tegen de vrouw zei ze: ‘U heeft de verkeerde, dit is Marc, mijn man.’
De vrouw schudde haar hoofd. ‘Nee’, fluisterde ze schor, ‘Nee. John! Wij...’
Ik liet me meetrekken door Sophie die verontschuldigend om de vrouw heen liep. Ik had de paraplu laten zakken, en voelde de regen ineens mijn kraag inglijden. Sophie's pony begon tegen haar voorhoofd te plakken. Als het regende krulde haar haar. Ik had dat nooit eerder gezien. Snel hield ik de paraplu weer boven ons hoofd en haastte me met haar over Broadway. Tien minuten later stapten we het warme vertrouwde restaurant in waar de maitre d’ ons vriendelijk begroette en onze jas aannam. Ik probeerde de herinnering van me af te laten glijden met het uittrekken van mijn jas. Slechts de paniek joeg nog even door mijn lichaam, zonder zich te hechten aan die verregende vrouw.
Het is als het ontmoeten van je evenbeeld. Het gebeurt en je vergeet het, want zoals je weet dat je doppelgänger in feite niets met jou te maken heeft, zo hoort die vrouw ook niet bij mij. De as in de prullenbak is slechts daarvan het bewijs, van niets anders meer.

Sterre van Rossem (1984) debuteerde eind 2010 met Een smaak van liefde (Prometheus), een bundel van achttien sprookjesachtige verhalen waarin vragen over tijd, herinnering, identiteit, het leven en de dood aan bod komen. Zij maakt voorstellingen met het artiestencollectief Furthur Labelz en is een van de mede-oprichters van het schrijverscollectief De Jagers, een groep opkomende auteurs die de grote en kleine literaire podia willen veroveren.

9 opmerkingen:

Jan zei

Dennis Lehane?

Sterre van Rossem zei

Nee! Maar niet gek dat je dat denkt... had wel gekund nu ik het zo terug lees.

JHM zei

Miranda July, lijkt me duidelijk.

Sterre van Rossem zei

tis helaas weer een meneer die hier is geïmiteerd. Vraag me af of het te subtiel is... ik zal over een tijdje hints gaan geven :)

Luc zei

Auster

Eva Meijer zei

Ik wil graag een hint. Is het wel een Amerikaan?

Sterre van Rossem zei

oh ik wil het zo graag verklappen, maar iedereen heeft een week. Dus ik vertel het morgen. Maar wel de hints. Dan kan je in elk geval kijken of je gok nog overeenkomt: het is een meneer, een Amerikaan, hij leeft nog, heeft hele typische ogen... is ook wel erg bekend... :)

Eva Meijer zei

Dan zal het inderdaad Auster wel zijn.

Sterre van Rossem zei

tromtomtom...... en de winnaars zijn: Luc & Eva!
Inderdaad Paul Auster. Gebasseerd vooral op zijn periode van New York Trilogy. Gefeliciteerd :)