Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 16 september 2011

Dreiging



In de vallei rukt de beschaving op. De boerderij die camping à la ferme aanbiedt en biologische groente verkoopt staat nu tussen een supermarkt en een bowling-zaal, en op vijfhonderd meter van een Mc Donald's. Elke week verandert weer een andere weide in een bouwwerf. Hierboven achter de oude dorpskern vindt een omgekeerde beweging plaats. Die komt niet van de mens, maar van de natuur zelf. De natuur, meer bepaald de fauna, protesteert. Het is een typische vorm van compensatiegedrag en het epicentrum daarvan lijkt in deze tuin te liggen.

Hagedissen, bromvliegen, katten, duiven, mieren, een uil, eksters, vossen, wezels, krekels, everzwijnen, een rat, af en toe een muis, konijnen, processierupsen, losgebroken honden, een slangetje, schorpioenen, vlinders, mieren, muggen, een bidsprinkhaan, twee spechten en vorige maand zelfs een vliegend hert. We dachten dat we het volledige lokale wildbestand hier wel hadden gezien. Tot zondag.
Het alarm kwam van de kip. Onder hevig gekakel stormde ze de open keukendeur binnen. Op het gras zat een roofvogel. In zijn klauwen hield hij een duif.

Terwijl ik toekeek hoe de vogel opvloog met de spartelende duif tussen zijn poten, stelde ik me voor hoe hij voor de dieren in de tuin van een stip aan het luchtruim plots een schaduw was geworden, zo'n schaduw die iedereen onrustig maakt. Daarna dacht ik aan de verhalen in Het dodevissenmuseum van Charles d'Ambrosio. Over die verhalen hangt ook altijd een schaduw, een sluimerende dreiging.

Het dodevissenmuseum telt acht verhalen die zich meestal afspelen in de geboortestreek van Charles D'Ambrosio, het noordwesten van de V.S. Het vertrekpunt is vaak alledaags: een man die met zijn zoon aan het werk is in zijn winkel (Drummond & zoon), een groep vrienden die een weekend in een blokhut doorbrengt om te jagen (Naar het noorden), een vader die met zijn zoon en een vriendje gaat kamperen (De hoge pas).
Het bijzondere ligt in de sfeer en de tragiek van de personages. Onder hun handelingen en woorden gaat een drama schuil. Elk ogenblik kan hun leven wankelen en elk verhaal lijkt ook daadwerkelijk op een drama af te stevenen, maar uiteindelijk gebeurt dat niet. D'Ambrosio speelt met de verwachtingen van de lezer en dat maakt zijn verhalen zo goed. En dan is er ook zijn taal, die haaks staat op de realiteit van zijn verhalen. Een taal om van te drinken. In heel mooie bewoordingen schrijft D'Ambrosio over trieste, beklemmende levens.

Dat contrast geeft de verhalen hun unieke toon, dacht ik toen ik binnenging. Ik pakte de kip op die uit schrik een boekenplank was opgevlogen. Het beest beefde nog na.

Het dodevissenmuseum, Uitgeverij Karaat, 240 p.

Geen opmerkingen: