Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 12 november 2010

Nar



Het was vrijdagavond, 17u30, en ik discussieerde met N.(7) en E.(5). Het ging over Pokemonkaarten. Plots zwegen de kinderen. Toen hoorde ik het ook: een discreet geklop.
Toen ik de voordeur opende, zag ik een vrouw met kortgeknipt haar en rock-and-roll kleren. Ze omhelsde me uitbundig. Voor me, met een ander kapsel en een nieuwe look, stond mijn vriendin A.
Verontschuldigingen uitend over het onverwacht bezoek stapte ze de drempel over. Toen A. in het dorp woonde, spraken we regelmatig af, maar sedert ze haar gezin had ingeruild voor een leven in het teken van schilderen, zeilen en Baudelaire, had ik haar maar twee keer meer gezien. Ik zei dat ik me die morgen nog had afgevraagd hoe het met haar ging.
'Je zou moeten weten!' zei ze. Aan de manier waarop ze haar ogen ten hemel sloeg en lachte, achtte ik het aangewezen in de keuken verder te praten.

Terwijl ik thee zette, kwam ik te weten dat ze een huis had gekocht bij Toulon en dat ze deze zomer in de Lozère had gewoond. We spraken over de Lozère, dat het van alle departementen la France profonde bij uitstek is, hoe wild en mooi de landschappen er zijn, hoe weinig toeristen er komen, en toen zei A.: 'Ik heb een man ontmoet.'
'Vertel,' zei ik. Elke keer ik A. zie heeft ze een man ontmoet.
'Ken je Stefan Zweig?' vroeg ze.
Ik knikte. Had ze Vingt-quatre heures de la vie d'une femme gelezen?
A. greep mijn polsen beet. 'Precies zoiets is me overkomen!'

'Op een dag,' vertelde ze, ' was ik in een restaurant aan het lunchen, toen een stel werklieden binnenkwam. Een van hen viel me op. Hij had een onverzorgde rosse haardos, een baard en een rode huid en er was iets vreemds aan zijn uiterlijk.'
'Baudelaire heeft het geschreven,' zei ze met twinkelingen in haar ogen, 'l'étrangeté est le condiment nécessaire de toute beauté.
'Ik observeerde hem,' ging ze verder. 'Hij sprak niet, maar dronk wel tien glazen rode wijn. Ik kreeg zin om hem te schilderen. Toen hij opstond, liep ik op hem af en vroeg of hij met me op restaurant wilde.
Hij schudde zijn hoofd. "Je suis un solitaire."'

In de week die volgde, zag A. hem enkele keren toevallig op café. Elke keer dronk hij zeer veel. Ze sprak hem opnieuw aan.
'We spraken een paar dagen later af,' zei ze. 'Zijn broer kwam ook naar die afspraak. Hij vroeg wat mijn bedoelingen waren en liet me beloven dat ik zijn broer niet mocht kwetsen. "Pas op," zei hij nog, "hij is helderziende."
Daarna gingen we eten, die man en ik. Ik kwam te weten dat hij 42 jaar was, alleen en zonder kinderen, dat hij steenkapper was van beroep en met de stenen die hij uit de rots houwde, muren bouwde.
Na het eten vroeg hij of ik meekwam naar zijn huis. Ik denk dat ik de eerste vrouw was die over zijn drempel stapte. Je had moeten zien hoe hij woonde! Verschrikkelijk... Zodra ik binnen was, deed hij de deur op slot en wees naar de ramen. Hij beval me een raam te kiezen, want door de deur kwam ik niet meer buiten. Daarop maakte hij een duik naar mijn iPhone, snakte het toestel uit mijn handen en liep naar zijn kamer.'

A. beende van de ijskast naar het aanrecht en bootste hem met woeste gebaren na. Ik sloot voor de zekerheid de keukendeur.
'Hoe hij wegliep, in lompen, met vies haar en die iPhone in zijn handen geklemd, deed hij me denken aan een wild dier,' zei ze. 'Een wild dier dat iets blinkends ziet, het pakt en zich verstopt.' Haar blik werd plots zacht. 'Toen ik dat zag, besefte ik dat ik hem van hem hield.'

Ze vergeleek hem met Fantasio, het personage uit het gelijknamige toneelstuk van Alfred de Musset, niet alleen omdat hij net zoveel dronk, maar ook om zijn levenshouding.
Fantasio is een "literair" toneelstuk, dat heel makkelijk leest maar moeilijker is in scène te brengen. De Musset schreef het in 1833, toen hij 23 was en een relatie had met Georges Sand. Het werd voor het eerst opgevoerd in 1866, negen jaar na de dood van de Musset.
Fantasio verveelt zich en gaat gebukt onder schulden. Bij zijn vrienden en drinkebroers Spark, Facio en Hartman schuilt hij voor zijn schuldeisers. Terwijl de wijn vloeit, zet Fantasio zijn romantische ideeën uiteen. Wanneer hij verneemt dat de nar van de koning is gestorven, biedt hij zich aan op het hof. Daar worden voorbereidingen getroffen voor het huwelijk van de prinses, een vereniging waarbij vooral de staat gebaat is. Wanneer Fantasio nar wordt, probeert hij de prinses te overtuigen om het huwelijk te annuleren. Met een act van grote bravoure slaagt hij daarin. Dat heeft allerlei gevolgen.
Spotziek, romantisch, opstandig, ziet Fantasio het leven als een spel waarin hij zijn eigen plaats niet vindt.

'Je zou hem moeten zien!' zei A. 'Hoe hij loopt, zich houdt, werkt, drinkt, alsof hij heerst over de wereld.'
De kinderen kwamen de keuken binnengestormd. Ze sprongen tegen me op en riepen dat ze honger hadden. A. toonde hen foto's van haar schilderijen op haar iPhone. Daarna namen we afscheid.
'Ik heb altijd gedacht dat ik een dichterlijke gevoeligheid had,' zei ze op de dorpel, 'maar hij is poëzie. Hij is ongeschoold, hij heeft zijn geboortestad nooit verlaten, maar alles wat hij zegt en doet, zijn hele leven is één gedicht.'

1 opmerking:

S. zei

Oef, daar is je vriendin A. terug. Ik maakte me al zorgen om haar en vroeg me af wanneer en in wiens gezelschap ze terug zou opduiken.
:-)