Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 2 juli 2014

Dwingelandij in een Argentijns hoofd

Patricio Pron groeide op tijdens de Vuile Oorlog. In een gedurfde roman laat hij voelen hoe de jaren van angst en onderdrukking zijn generatie hebben getekend.

Wanneer Patricio Pron (°1975) in 2000 naar Europa verhuist, heeft hij meer dan één doel voor ogen. Hij gaat doctoreren én komaf maken met zijn jeugd in Argentinië, toen de militaire junta het land terroriseerde en moorden en verdwijningen dagelijkse kost waren. Pron strijkt neer in Duitsland waar hij een doctorstitel haalt in de Romaanse filologie. Later vestigt hij zich in Madrid. Terwijl hij romans en verhalenbundels schrijft en ook als journalist en vertaler werkt, verdringt hij zijn herinneringen – een oefening die uitmondt in bezoeken aan de psychiater en een dagelijks gebruik van angstremmers en antidepressiva.

Verkeerd bezig

Pas in 2008, als hij eindelijk weer Argentijnse bodem betreedt omdat zijn vader op sterven ligt, ziet hij in dat hij verkeerd bezig is. In zijn thuisland schijnt alles hem nieuw toe. Maar is dat echt zo of speelt zijn door de psychofarmaca beproefde geheugen hem parten? Zijn vader komt hem haast als een onbekende voor. Wie is hij? Hoe heeft hij geleefd?
Pron stuit in z’n ouderlijk huis op een map recente krantenartikelen over een raadselachtige verdwijning. Het gaat om een zekere Burdisso, een bewoner van de stad waar Prons vader opgroeide. Terwijl hij de documenten inkijkt, wellen herinneringen en schrikbeelden uit z’n jeugd op. Alleen het verleden kan hem dichterbij zijn vader brengen, beseft hij. Erover schrijven wordt een noodzaak. 
De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen is geen rechttoe rechtaan verslag, maar een merkwaardige verzameling van mijmeringen, dromen en feiten. De foute nummering van de hoofdstukjes lijkt een afspiegeling van Prons gebrekkige geheugen.

Wat zijn familie is overkomen, vergelijkt hij met een auto-ongeluk: “Iets had onze weg gekruist en onze auto was een paar keer over de kop geslagen en van de weg geraakt, en nu liepen wij doelloos en verdwaasd door de velden (…). Achter ons lag een auto op zijn kop in de berm van een landweggetje, met bloedvlekken op de stoelen en op het gras, maar niemand van ons wilde zich omdraaien en achteromkijken.”

Als lezer voelen we de urgentie die Pron drijft. Hoewel hij in de epiloog specificeert dat het boek wel degelijk fictie is, houdt hij zich angstvallig aan de feiten. Zo neemt hij talloze krantenartikelen over de zaak Burdisso in het boek op. Die saaie, stuntelig geschreven teksten leiden niet tot sterke fictie.
Het wordt interessanter als Pron de verdwijning op zijn vader betrekt en een verband legt met de verdwijning van Burdisso’s zus tijdens de militaire dictatuur. Pron komt te weten dat zijn ouders actief waren in het verzet en ziet in hoezeer hun strijd uit de jaren zeventig zijn eigen leven nog steeds kleurt.

Toptalent

In 2010 werd de jonge Argentijn door Granta uitgeroepen als een van de 22 beste Spaanstalige schrijvers onder 35 jaar. Net als de Chileen Alejandro Zambra die ook in de Grantalijst is opgenomen sluit hij zich aan bij een nieuwe garde Latijns-Amerikaanse auteurs die opgroeiden tijdens dictatoriale regimes en proberen te achterhalen hoe hun identiteit daardoor is bepaald.
Zijn verhaal ademt onzekerheid, angst en pijn uit, maar ook aanvaarding en de vastbeslotenheid verder te gaan met de last van het verleden.

De ziel van mijn vader klimt omhoog in de regen, Patricio Pron. Vertaling: Arieke Kroes.
Meulenhoff, 206 p. 
Deze recensie verscheen op 2 juli in De Morgen.


Geen opmerkingen: