Patricio Pron groeide op tijdens de Vuile
Oorlog. In een gedurfde roman laat hij voelen hoe de jaren van angst en
onderdrukking zijn generatie hebben getekend.
Wanneer Patricio
Pron (°1975) in 2000 naar Europa verhuist, heeft hij meer dan één doel voor
ogen. Hij gaat doctoreren én komaf maken met zijn jeugd in Argentinië, toen de militaire
junta het land terroriseerde en moorden en verdwijningen dagelijkse kost waren.
Pron strijkt neer in Duitsland waar hij een doctorstitel haalt in de Romaanse
filologie. Later vestigt hij zich in Madrid. Terwijl hij romans en
verhalenbundels schrijft en ook als journalist en vertaler werkt, verdringt hij
zijn herinneringen – een oefening die uitmondt in bezoeken aan de psychiater en
een dagelijks gebruik van angstremmers en antidepressiva.
Verkeerd bezig
Pas in 2008, als hij
eindelijk weer Argentijnse bodem betreedt omdat zijn vader op sterven ligt, ziet
hij in dat hij verkeerd bezig is. In zijn thuisland schijnt alles hem nieuw
toe. Maar is dat echt zo of speelt zijn door de psychofarmaca beproefde
geheugen hem parten? Zijn vader komt hem haast als een onbekende voor. Wie is
hij? Hoe heeft hij geleefd?
Pron stuit in z’n
ouderlijk huis op een map recente krantenartikelen over een raadselachtige
verdwijning. Het gaat om een zekere Burdisso, een bewoner van de stad waar
Prons vader opgroeide. Terwijl hij de documenten inkijkt, wellen herinneringen
en schrikbeelden uit z’n jeugd op. Alleen het verleden kan hem dichterbij zijn
vader brengen, beseft hij. Erover schrijven wordt een noodzaak.
De ziel van mijn vader klimt omhoog in de
regen is geen rechttoe rechtaan verslag, maar een merkwaardige verzameling
van mijmeringen, dromen en feiten. De foute nummering van de hoofdstukjes lijkt
een afspiegeling van Prons gebrekkige geheugen.
Wat zijn familie is
overkomen, vergelijkt hij met een auto-ongeluk: “Iets had onze weg gekruist en
onze auto was een paar keer over de kop geslagen en van de weg geraakt, en nu
liepen wij doelloos en verdwaasd door de velden (…). Achter ons lag een auto op
zijn kop in de berm van een landweggetje, met bloedvlekken op de stoelen en op
het gras, maar niemand van ons wilde zich omdraaien en achteromkijken.”
Als lezer voelen we
de urgentie die Pron drijft. Hoewel hij in de epiloog specificeert dat het boek
wel degelijk fictie is, houdt hij zich angstvallig aan de feiten. Zo neemt hij talloze
krantenartikelen over de zaak Burdisso in het boek op. Die saaie, stuntelig
geschreven teksten leiden niet tot sterke fictie.
Het wordt
interessanter als Pron de verdwijning op zijn vader betrekt en een verband legt
met de verdwijning van Burdisso’s zus tijdens de militaire dictatuur. Pron komt
te weten dat zijn ouders actief waren in het verzet en ziet in hoezeer hun
strijd uit de jaren zeventig zijn eigen leven nog steeds kleurt.
Toptalent
In 2010 werd de
jonge Argentijn door Granta uitgeroepen als een van de 22 beste Spaanstalige
schrijvers onder 35 jaar. Net als de Chileen Alejandro Zambra – die ook in de Grantalijst is opgenomen – sluit hij zich aan bij een nieuwe garde Latijns-Amerikaanse auteurs
die opgroeiden tijdens dictatoriale regimes en proberen te achterhalen hoe hun
identiteit daardoor is bepaald.
Zijn verhaal ademt
onzekerheid, angst en pijn uit, maar ook aanvaarding en de vastbeslotenheid
verder te gaan met de last van het verleden.
De ziel
van mijn vader klimt omhoog in de regen, Patricio
Pron. Vertaling: Arieke Kroes.
Meulenhoff, 206 p.
Deze recensie verscheen op 2 juli in De Morgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten