Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 5 april 2013

Russische vertaling


Op het terras van Le Claridge stonden mannen in maatpak te praten en te telefoneren. De ruiten van het café waren beslagen. Ik drentelde op straat, belde het nummer dat ik had gekregen. Een man kwam naar buiten. Ik ben David, zei hij. Hij nam me mee naar een prefab gebouw waar ik mijn naam moest opgeven en een badge kreeg. Daarna liepen we naar de kade die toegankelijk was via een ijzeren draaideur, bewaakt door twee veiligheidsagenten. Ze controleerden mijn badge, ik mocht door.

Een rode loper was over de kade uitgerold. Voor de boten hingen spandoeken met klinkende, cursief gedrukte namen. We liggen op het eind, zei David. We kwamen voorbij hoge tafels met dienbladen vol hapjes en gebak, alles onaangeroerd. Op de jachten waren tafels gedekt met gesteven linnen, kristal en verse snijbloemen. In de zijgalerijen stonden bemanningsleden te roken. Zo liepen we tot ver op de kade tot David ten slotte halt hield voor een hoog, glanzend wit motorjacht. Hier is ze, zei hij, vierenveertig meter, drie-deks. Hij bleef een tijd eerbiedig naar de boot kijken.

De eerste gasten arriveerden rond zessen. Ze begaven zich naar het middendek, waar de dj en de barman zich hadden geïnstalleerd. Op een kwartier tijd was de boot vol. Er hing een gemoedelijk sfeertje. De mensen praatten, dronken een glas, aten een schijf chorizo of een zalmcanapé, vervoegden dan weer een andere groep. Ondertussen viel een mooi wisselend licht over de haven waardoor het zicht op Le Suquet, de Croisette en de eilanden kon doorgaan voor een briefkaartpanorama.

Af en toe kwam David iets vragen. Of ik de glimlachende man in het blauw gezien had want dat was de baas die alles betaalde, of ik die en die al had genomen, of ik het van achter de draaitafel had geprobeerd. Ik schikte me naar zijn wensen. Tegen half negen werd de bar gesloten en de muziek stopgezet. De bemanning ruimde de aperitiefborden weg en dimde het licht. Drie vierde van de gasten vertrok terstond naar een ander feestje, de anderen bleven op het donkere dek staan met een leeg glas en verlieten de boot pas toen ze inzagen dat er echt niets meer te krijgen was.

In enkele minuten was het jacht weer brandschoon. Op de tafels stonden dienbladen met scampi’s en glaasjes mousse in verschillende pasteltinten. Het drankaanbod was uitgebreid met champagne en wodka.

De nieuwe gasten waren Russen. Ze zetten onmiddellijk koers naar het bovendek waar een geanimeerde conversatie ontstak. De aanvoerder was een kleine, nog redelijk jonge man met een neiging tot obesitas. Bij het spreken maakte hij driftige handgebaren. De mannen dromden rond hem samen en bedienden zich intussen van de wodka die op zilveren plateaus rondging, sommigen namen twee glaasjes tegelijkertijd, terwijl de vrouwen met een besmuikt glimlachje toekeken en zwegen.

Ik omcirkelde het gezelschap en probeerde me voor te stellen waar het gesprek over ging, hoe deze mensen zich tot elkaar verhielden, welk leven ze hadden. De moeite was tevergeefs. Ik had het gevoel dat een mij onbekend verhaal van Francis Scott Fitzgerald zich voor mijn ogen ontrolde, een roman van de slag van The Great Gatsby, misschien zelfs nog beter, maar in een Russische vertaling. Zeer frustrerend.

Er waren overigens bijzonder weinig vrouwen. In hun haute couture jurken, met fonkelende edelstenen om de hals en de vingers, stonden ze erbij als dure trofeeën, maar als je ze een tijd bleef observeren keek zag je dat ze een rol speelden. Het waren getemde roofdieren.

Of hun ware aard die avond naar boven kwam, kan ik helaas niet zeggen. Om half tien was mijn opdracht afgelopen. Ik nam afscheid van David en beloofde dat ik de foto’s snel zou doorsturen.

The Great Gatsby, Penguin, 177 p.

Geen opmerkingen: