vrijdag 19 oktober 2012
Streven naar een vorm van transparantie
De boot lag achter de capitainerie, in een afgesloten gedeelte van de haven. Op de kade stond een tent met een wijnbar en een loungehoek. Voor de loopplank hingen twee breedgeschouderde mannen rond. Ze droegen een zwart maatpak. Zogezegd waren ze in gesprek, maar uit hun ooghoeken keken ze naar me, dat zag ik wel. Ik mompelde een groet en stak mijn fototas omhoog.
Zij mag door, riep de dame die op het benedendek orders uitdeelde.
Op de boot zeulden bemanningsleden met wijnkisten, bierkratten en zakken chips. Ik kon mijn spullen kwijt in de masterbedroom, vooraan. Bij het binnengaan bukte ik mijn hoofd, hoewel het plafond hoog genoeg was om rechtop te lopen. Het interieur was mahoniekleurig. Enkele mensen converseerden rond een tafel met flyers van een buitensporig gevormde blondine. De masterbedroom lag achter de keuken en had de grootte van een ruim uitgevallen woonkamer. Van de heisa buiten was niets te horen. Er heerste een werkelijk fluwelen stilte en ik overwoog de optie op het kingsize bed te gaan liggen en mijn ogen te sluiten. De verleiding was er en ik liet ze dichterbij komen en bekeek ze vanuit verschillende hoeken. Mijn hand streek al over het dekbed toen ik me herpakte. Ik schoof mijn tassen onder een fauteuil en haastte me het dek op met mijn fototoestel.
Het moment van zwakte compenseerde ik door rigoureus te werk te gaan. Ik verkende elke plek van de boot, bepaalde waar het licht het best was, nam sfeerbeelden en ging zelfs zover het glas wijn te weigeren dat de barman van het bovendek me aanbood. Tegen zes uur arriveerden de gasten. Met mijn camera in de aanslag sloop ik tussen hen door. De mannen droegen een overhemd en een jasje en hadden ofwel kortgeschoren haar ofwel een halflang kapsel dat met brillantine in vorm werd gehouden. De vrouwen waren in de minderheid. Dienbladen met toast, kerstomaat en minibrochettes passeerden. Er werd geklonken met glazen wijn, champagne en gin-and-tonic, in het Frans, Engels, Sloveens, Japans en Spaans.
Na een uur, toen iedereen er was, maakte de blondine van de foto’s haar intrede. Ze droeg een nauwe mini-jurk in witte kant en leek zo uit een televisiescherm gesprongen. Zodra iemand in haar buurt kwam, kirde ze van plezier, zei ze een of twee zinnetjes en schurkte ze zich tegen de persoon in kwestie aan.
Ik gleed tussen de mensen door met mijn rechteroog tegen het zoekvenster van de camera. Als ik een doelwit had gevonden, probeerde ik het zo dicht mogelijk te naderen zonder aandacht te trekken. Ik streefde naar een vorm van transparantie, een beetje zoals Mr Gwyn in de gelijknamige roman van Alessandro Baricco, en was pas tevreden als niemand omkeek bij het klikken van de ontspanner.
Mr Gwyn, voluit Jasper Gwyn, is een gevierd auteur wanneer hij op een dag besluit geen boeken meer te publiceren. Tijdens een bezoek aan een kunstgalerie ziet hij in welk beroep hij wil uitoefenen. Hij vergelijkt de foto’s van de modellen met hun geschilderde portretten, en merkt tussen beide een beweging op, alsof de schilder de modellen op het doek “thuisbrengt”. Jasper Gwyn wil iets gelijkaardigs doen en noemt zichzelf kopiist: hij gaat mensen “overschrijven”. Hoe hij dat zal doen weet hij niet, maar hij ziet wel voor zich in welke omstandigheden hij wil werken. Hij huurt een voormalige opslagplaats van een timmerman, bestelt bij een bevriend componist een muziekstuk van zestig uur dat onafgebroken moet worden afgespeeld en laat gloeilampjes ontwerpen die na verloop van een dertigtal dagen vanzelf uitdoven.
Hij probeert het concept uit met Rebecca, de assistente van zijn agent, een mooi maar te dik meisje, dat hij inhuurt om vier uur per dag in zijn atelier door te brengen, naakt. Het duurt enkele dagen voor ze haar schaamte overwint, maar daarna beweegt ze zich rustig en spontaan in de ruimte, zonder te praten, maar altijd bewust van de blik van Mr Gwyn. En daar schuilt het gevaar. De bijzondere intimiteit in het atelier schept bij Rebecca en bij wie na haar volgt een verlangen naar een tegemoetkoming, naar een omhelzing van Jasper Gwyn.
Na het poseren blijft ze op haar honger zitten, en wanneer Mr Gwyn haar het portret overhandigt en ze het heeft gelezen en over de eerste verbazing en ontroering heen is, laat ze haar ongenoegen over zijn afstandelijkheid blijken. Hij houdt haar opmerking in gedachten bij zijn volgende modellen. Veel later, als zijn carrière als kopiist onverwachts en faliekant is geëindigd, ziet Rebecca tijdens een verrassende plotwending in dat haar verlangen naar een omhelzing alsnog is ingewilligd – en komt de lezer te weten wat de geschreven portretten van Jasper Gwyn inhouden.
Deze parel, die net in een Nederlandse vertaling is verschenen en die elke literatuurliefhebber zou moeten lezen, lag toen nog ongeopend op mijn bureau, maar Mr Gwyn had al bezit van me genomen, daar was de onzichtbaarheid die ik op het feestje al portretterend beoogde een bewijs van. Hoe diep het personage zich in me had genesteld, werd duidelijk op het eind van de avond toen ik mijn camera had uitgeschakeld, een glas wijn aannam en, terwijl ik aan de praat raakte, te maken kreeg met enige verlangens naar een omhelzing.
Mr Gwyn, De Bezige Bij, 192 p.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten