Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 30 april 2012

Wat weten we eigenlijk van onze ouders?



De Argentijn Pedro Mairal verovert zijn plaats in de nieuwe Latijns-Amerikaanse literatuur. De opkomst en ondergang van generaties is het hoofdthema van zijn verstilde, poëtische novelle Het verdwenen jaar van Salvatierra.

Toen Pedro Mairal (°1970) in 1998 zijn romandebuut maakte, werd hij onmiddellijk als een belofte onthaald. Una noche con Sabrina Love (Een nacht met Sabrina Love), over een jongeman die een nacht wint met een pornoactrice, ontving een literaire prijs, verscheen in verschillende talen en werd ook nog eens verfilmd. Nauwelijks tien jaar later, een volgende roman, een poëziebundel en een verzameling kortverhalen verder, werd de Argentijn opgenomen in Bogotá39, een lijst met de 39 beste schrijvers van Latijns-Amerika onder 39.

Het verdwenen jaar van Salvatierra is zijn derde roman, en bovendien zijn eerste werk dat in het Nederlands verschijnt. De Spaanse titel luidt Salvatierra, naar de sleutelfiguur van het verhaal. Juan Salvatierra kreeg als kind een ongeluk te paard waarna hij niet meer kon spreken. Door zijn handicap hoefde hij niet mee te helpen met het werk van de andere mannen op het land. Hij leerde zichzelf schilderen. Op zijn twintigste begon hij zijn leven op doek te zetten. Hij vond een baantje bij de post, trouwde en kreeg twee zonen, maar al zijn vrije tijd bracht hij in zijn schuur door. Daar werkte hij in het geheim aan een soort geschilderde autobiografie waarin hij alles afbeeldde wat belang had in zijn leven behalve zichzelf: “Hij wilde in het schilderij de vloeiende lijn van een rivier vangen, de vloeiende lijn van dromen, van de volkomen natuurlijke wijze waarin dingen in dromen veranderen, en hoe die verandering niet absurd lijkt maar onvermijdelijk, alsof de gewelddadige metamorfose die in ieder wezen, in ieder ding, en in iedere situatie latent aanwezig is, daarbij aan het licht komt.”

‘Het idee voor de roman ontstond toen ik een documentaire zag over Jackson Pollock’, zegt Mairal in een interview met de Argentijnse krant Pagina/12. ‘Ze vertelden dat Pollock, nadat het magazine Life hem had uitgeroepen tot de beste Noord-Amerikaanse schilder, geblokkeerd werd door zijn succes en niet meer kon schilderen. Ik stelde me een personage voor dat, in tegenstelling tot Pollock, elke dag moet schilderen, altijd maar verder, alleen voor zichzelf, precies om zich te deblokkeren.’

Het verhaal wordt verteld door Miguel, een van Salvatierra’s zonen. Hij blikt terug op het inmiddels mythische leven van zijn vader, waarover veel onwaarheden circuleren. Miguel wil het echte verhaal achterhalen. Hij vertelt hoe hij, na de dood van zijn ouders, van Buenos Aires naar zijn ouderlijk huis in het (imaginaire) dorpje Barrancales reisde om zich te bekommeren over het schilderij van Salvatierra, zestig rollen die elk één levensjaar verbeeldden en naast elkaar gelegd een doek vormden van vier kilometer lang. Met zijn broer Luis vond hij een museum dat het doek wilde tentoonstellen, maar bij het inventariseren ontdekte hij dat één rol, die van het jaar 1961, ontbrak.
Het leeuwendeel van de plot kruipt in de zoektocht naar dat “verdwenen jaar”. Het verhaal kabbelt rustig naar de ontknoping toe – gaandeweg ontdekken Miguel en Luis natuurlijk allerlei geheimen – en is klassiek in zijn opzet, maar net als de rivier die op elke rol van Salvatierra terugkeert heeft het wel degelijk een onderstroom. In die zin is de Nederlandse titelkeuze, die de nadruk legt op de zoektocht van Miguel en Luis, wat ongelukkig. Dit boek is veel meer dan een speurdersroman.

Kunst speelt uiteraard een belangrijke rol, kunst die geen erkenning verlangt, maar een noodzaak is om te overleven. Toen Luis en Miguel hun vader op zijn sterfbed vroegen wat met zijn werk moest gebeuren, wimpelde hij de vraag af met “dat achteloze gebaar waarmee je iets over je schouders gooit, het verleden in”. Voor Salvatierra was schilderen van levensbelang. Wat na zijn dood met zijn werk gebeurt laat hij aan de volgende generatie over. Dat brengt ons bij het hoofdthema van de roman: de tijd die voorbijgaat, de onoverkomelijke kloof tussen twee generaties – we kennen onze ouders als vader en moeder, maar wat weten we van hun leven daarbuiten? – en de manier waarop een nieuwe generatie zich positioneert ten opzichte van de vorige.
Daar is Mairal zelf overigens goed mee bezig. Zijn stijl heeft weinig te maken met de barok van de vorige generatie, maar tegelijkertijd is hij duidelijk een kind van de magisch realisten. Het beeld van de rivier die door Salvatierra’s doek en door de novelle meandert had bijvoorbeeld ook van Gabriel García Márquez kunnen zijn, behalve dat de uitvoering dan exotischer en exuberanter was geweest. Mairals verstilde, poëtische schrijfstijl doet bijna Oosters aan. Hij maakt benieuwd naar wat komen zal, in deze en in volgende generaties.

Pedro Mairal
Het verdwenen jaar van Salvatierra
Athenaeum – Polak & Van Gennep, 144 p., 16,95 euro


Deze recensie verscheen op 21 april in Boeken, de literatuurbijlage van De Morgen.

Geen opmerkingen: