Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 13 april 2012

Ik luisterde



Ik zat op de bank met mijn computer op mijn knieën en ik wachtte. Drie dagen had ik vrienden bezocht, kinderen vermaakt, gesprekken gevoerd, getafeld, chocolade-eieren verstopt, gelopen, wijn gedronken, geluisterd, gesupporterd. Enkele uren geleden was de rust over het huis neergedaald, maar de stilte was nu geen stilte meer. De halogeenlamp gonsde alsof ze de uitputting nabij was, uit de ventilatiegaten van de kachel ontsnapten zuchten en uit de richting van het kabinet kwam een continu gezoem. Af en toe klonk een scherp, machinaal gepiep. De geluiden werden gestut door een vileine ruis waarvan ik de oorsprong niet kon duiden. Ik luisterde, ik luisterde alleen maar.

Ik zat op de bank met mijn computer op mijn knieën en ik wachtte. Van het houtvuur bleef kool over, achter de zwartgeblakerde ruit van de kachel lichtten rode vlekken op. Drie dagen had ik geen woord gelezen, niets geschreven. Drie dagen had ik in het moment geleefd, drie dagen die in een roes waren gepasseerd. Ik probeerde niet te herinneren, ik probeerde het niet meer. De mensen, de gesprekken, de kilometers en de chocolade waren opgelost tot een brij, een pulp waar geen zinsnede of observatie uit te redden viel. In de verte riep een uil en bij de buren kwaakten kikkers. Ik luisterde, ik luisterde alleen maar.

Ik zat op de bank met mijn computer op mijn knieën en ik wachtte. Het had geen zin, geen zin meer om te kijken naar de boekenrekken in de hoek en te hopen op een gedachte uit die richting, al bieden boeken potentieel, er is niemand die dit beter verbeeldt dan Hanta, de papierpletter van Bohumil Hrabal in Al te luide eenzaamheid, die al vijfendertig jaar dag in dag uit in een smerige kelder werkt en een eenzaam routineus leven leidt maar dit niet zo ervaart omdat hij zijn gedachtewereld elke dag verrijkt met de ideeën die hij puurt uit de boeken die zijn kelder binnenkomen in grote vrachten, vrachten waar hij de waardevolste boeken uit redt en heimelijk opstapelt in zijn flat of verkoopt aan een professor, tot nieuwe tijden aanbreken en hij afscheid moet nemen van zijn geliefde pers. In deze korte, wondermooie stream-of-consciousness roman laat Hrabal de lezer binnen in het hoofd van de ultieme bibliofiel.
Maar ik dacht niet aan Hrabal, ik was te moe om te denken, te moe zelfs om te kijken. Het enige wat ik kon doen was luisteren, luisteren om de stilte in mijn hoofd niet te horen.

Al te luide eenzaamheid (Bohumil Hrabal), Bakker, 103 p.

Geen opmerkingen: