pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl
Wie een grootse aspergesteker wil worden, hoort niet enkel de aspergetroffel goed te hanteren, wie de eeuwigheid in wil gaan, moet genoeg doorzettingsvermogen hebben, zowel in moed als in fysique, zoals ze in het gilde zeggen. Hij moet rechtstreeks naar de wortel gaan, met een onvertogen gezicht de grond omploegen, zijn linkerknie een beetje naar voren, en slechts en touche de grond bewegen, zodat hij voelt dat hij met zijn degentje diep de aarde in gaat. Een voltreffer. De man die voltreffer na voltreffer verzorgt; daar zijn er niet veel van. In het huidige decennium zijn van dat kaliber niet velen te vinden. Dan moet je al snel terug naar de hoogtijdagen van het vak, de gouden dagen van Kopecz.
Deze Kopecz, de grootste aspergesteker aller tijden, hanteerde nooit zijn rechterknie om aan te zetten. 'Dat is het been om op te leunen,' zei hij eens toen hij, nog onbekend, op de velden rondom het zuidelijke Grozdny zijn steken oefende. 'Om de beweging over af te werken,' en de bekendere vakgenoten lachten dan, overtuigd van hun klassieke techniek. 'De aanzet en de lichte landing gebeuren over het linkerbeen,' zei hij me later, toen ik al bezig was met dit epistel over de nobelste der nobele arts d'agricola, en de Noord-Limburgse streken aandeed om de moedige aspergemaîtres te zien, te interviewen. En nu ik dit schrijf herinner ik me Karol Kopezcky, onder aficionados Het jongetje van Warsaw genoemd, dat eens te veel gewicht op het linkerbeen zette, het met rechts probeerde te herstellen, en in zijn hand stak. Het was een warme zomer in 1994, en de aan de rand van het aspergeveld toekijkende vrouwen hoorden hem vloeken. Nee, sinds die dag heeft Kopezcky het nooit meer echt gekund, zijn durf was eraan.
Maar niet alleen Het jongetje van Warsaw was dat lot begaan. Ook De snijder van de Tataren, uit de aspergestekersschool van Lodz, zo genoemd door het gebruik van het kromme stekersmesje, Mariusz Pankewski, doorliep zowel een succesvolle carrière als een aan aftakeling onderhevige periode. En alles en alleen omdat hij opeens begon op te scheppen met zijn techniek. Maar met het witte goud valt niet te spotten. Zeker niet als je aan de oogst van de Wilde Castiliaanse asperge wilt meedoen. Dan staat er meer op het spel dan alleen trots.
Laten we teruggaan naar die middag in Noord-Limburg. Augustus was het, het seizoen al twee maanden voor geopend verklaard. En de kerels uit Polen liepen weken extra op hun sloffen om een paar knaken meer te verdienen. Want alleen als je in de eersterangsrijen mag lopen, kon je genoeg verdienen om een extra bord warme bonen over te houden aan het einde van de week. Met een glas pleegzuster bloedwijn ernaast.
Dame: ik zie dat u weer aan mooischrijverij doet. Kunt u nou nooit eens iets vertellen zoals het echt gebeurd is?
Soms. Maar dit keer moet ik u teleurstellen. De kunst van het aspergesteken én het schrijven daarover zijn nu eenmaal onderhevig aan grote omhalen, jongensachtige bravoure en omtrekkende schijnbewegingen. Ja, wat dat betreft, zijn in dit relaas de gouden tijden van Kopecz weer aangebroken.
Dame: wat een hoogmoed, mijnheer. Ik geloof niet dat ik u op uw woord vertrouw.
Dat kan ik me voorstellen. Maar gelooft u me toch als ik zeg dat ik dit hoofdstuk afsluit zonder één keer een overdrijving toegepast te hebben. En nu ga ik weer snel naar het veld, om met de Polakken een goed glas te drinken. Volgt u mij?
Luc de Rooy (1979) is schrijver, vertaler en uitgever van Uitgeverij Karaat. Hij won verschillende verhalenwedstrijden en werkt aan een roman. Als vertaler verzorgde hij de vertalingen van de eerste twee romans van Alejandro Zambra. Drie andere vertalingen zijn op komst, bij uitgeverijen Thomas Rap, Contact en Oog en Blik.
Over de pastiche: het is een ludieke imitatie van één boek van een auteur. Meer tips volgen, mocht het niet geraden worden. Maar volgens mij is het een erg duidelijke pastiche voor wie dit boek gelezen heeft.
woensdag 15 december 2010
Castiliaanse asperges (Luc de Rooy)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
17 opmerkingen:
Dit moet een pastiche zijn op het intverview met Sonmi, de kloon in 'Cloud Atlas' van David Mitchell!
Blimundus, Blimundus. Waarom denk je Cloud Atlas? Misschien pasticheerde hij ook wel het desbetreffende boek.
Overigens zeg ik tot het einde van de dag geen ja of nee. Het is leuk als meerdere lezers mee kunnen raden en met antwoorden/ideeën mogen komen.
Verdorie, 1984 heb ik nooit gelezen... Maar het zal dan wel zoiets zijn? Aan iemand anders om dit te bevestigen!
Cloud Atlas is het overigens niet. Noch 1984. Iemand anders een gokje?
De stijl en het onderwerp hebben iets antieks, én Nederlands, omwille van het gebruik van die vreemde talen. Ik gok op Couperus.
Leuke gok, Manu. Couperus. Maar dan had ik een iets 'verhevener' stem moeten opzetten, denk ik. Nee, we moeten terug naar het Engels taalgebied. En normaal schreef deze auteur nooit met dit soort zinnen. Deze stijl hanteerde hij/zij enkel in dit boek.
Moeilijk voor wie het boek niet kent...Misschien hebben we nog een tip nodig. Wanneer geschreven?
Een tip? Oké dan. Het lijkt me duidelijk dat het aspergesteken niet in het oorspronkelijke boek voorkomt. In plaats daarvan komt er een andere 'bezigheid' in voor.
En die 'bezigheid' is in dit boek uitgewerkt in een van de eerste echt literaire non-fictieboeken.
Genoeg tips voor nu.
James Agee?
Verdikkeme, Jan. Ik had nog zo gedacht dat jij deze wel zou weten.
Tip: tijdgenoot van Agee.
We hebben nog een tip nodig, denk ik. Engels of Amerikaans?
Amerikaans. En het woordje 'Aficionado' in de tekst zegt de rest...
Dan moet het stierengevecht aficionado Ernest Hemingway zijn. Death in the Afternoon?
Amerikaans, natuurlijk. Annick was me voor, denk ik.
Jawel!
Prachtig non-fictiewerk van Hemingway waarin hij van zijn korte zinnetjes afstapt en probeert de Spaanse stierenvechtjournalisten te imiteren door barok, met lange volzinnen en grootse gebaren over het stierenvechten te praten. Volgens mij ging die stijl hem niet zo goed af in dit werk, maar hij maakte wel enkele erg mooie 'bewegingen' in zijn verhaal. Zo duikt er opeens een 'Old lady' op die de verteller van het werk tegenwoord begint te brengen. Fictie binnen non-fictie, in 1932. Het is vast eerder gedaan, maar Hemingway doet het prachtig.
En alle andere verwijzingen naar het stierenvechten zie je vast als je het nog eens terugleest.
Haha, asperge-steker...
Een reactie posten