Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 23 mei 2012

Linda (Matthijs Kleyn)

pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl

The lights in the harbor / Don't shine for me
I'm like a lost ship / Adrift on the sea

Rosanne Cash & Bruce Springsteen, uit Sea of Heartbreak (The List, 2009)

Van heel dichtbij lijkt ze op de vrouw die ik wil vergeten. De vrouw die allesbepalend voor me was. Waar ik alles voor heb opgegeven, maar me constant het gevoel gaf dat het niet goed genoeg was. Dat ik niet goed genoeg was. Ze was mijn regisseur, ik was haar hoofdrolspeler. Die ze elke kant op kon sturen die ze wilde, die alles voor haar deed. Zelfs met haar naar bed gaan. Op de momenten die zij uitkoos, niks geen spontaniteit, hou je aan het script. En al vervulde ik mijn rol met verve, soms liet ik verstek gaan. Dan kon ik het niet, dan gebeurde er niks. Naakt lag ze dan voor me met haar lichaam dat smaakte naar verlangen. Verlangen om het met een ander te doen. Een vreemde vrouw die haar nagels in m’n rug zet, die het niet uitmaakt hoe ik het met haar doe, als ik het maar met haar doe. Ik kijk naar het gezicht dat naast me op het kussen ligt. Zou ik vast kunnen houden aan de gedachte dat zij het is die hier ligt? Mijn Godin van dit decennium? Die me een week geleden op straat heeft gegooid omdat het niet genoeg was. Omdat ik haar niet meer inspireerde. Omdat ik ‘m niet meer hard kreeg voor d’r?
Vannacht kreeg ik ‘m wel hard. Binnen tien seconden. Broek strak, ik strak. Drie pillen in m’n mik, neus vol. Dansen, zweten, neuken.
‘Waar ken ik je van?’ vroeg ik nog op de wc, maar ze lachte alleen maar. Ze lachte terwijl ze hijgde. Ik hijgde terug.
We kennen elkaar van BvRHDVF/KHG, vertelde ze toen ik uit haar ging. Ik wist het weer. Linda.
Ik creëer een ruimte van zo’n dertig centimeter tussen onze gezichten. Ik moet weten dat dit gewoon een meisje van BvRHDVF/KHG is en niet mijn Godin. Nu zie ik duidelijk een ander gezicht, maar zie wel waarom ik schrok. Haar neus is hetzelfde, de wenkbrauwen lopen in eenzelfde boogje. Waarom lijkt de eerste vrouw waarmee ik in bed beland zo op de vrouw die ik wil vergeten? Is dat een psychologisch ding? Betekent dat dat ik liever bij de Godin wil zijn? Heb ik heimwee? Tussen het bonken in m’n hersenpan zwelt een gitaar aan. Ik ken die gitaar. Het is de Fender Esquire van Bruce Springsteen. Hij zingt er ook bij, hij zingt tegen mij: ‘Oh, sea of heartbreak. Lost love and loniless.’ Waarom weet Springsteen altijd de juiste snaar te raken? Waarom heeft hij altijd gelijk? Wij zijn één, Bruce en ik. Als ik een man moest neuken, zou ik Springsteen kiezen. Lachend. Dan mag ‘ie zingen wat ‘ie wil, dan ben ik van hem.
‘Wat doe je?’, vraagt Linda. Ongemerkt gaf ik met mijn vingers het ritme van Springsteen’s klaagzang aan. Ik bespeelde haar huid als de snaren van zijn gitaar. Ze werd er wakker van.
‘Moet je niet naar huis?’ vraagt Linda.
‘Als jij dat wil’ zeg ik.
‘Je moet naar huis, je hebt hier niks te zoeken.’
Ik schrik van haar directheid. Haar botheid. Het doet me opnieuw aan m’n Godin denken. Ze drukt haar neus zacht tegen de mijne.
‘Je bent een puinhoop,’ zegt ze, ‘een wrak.’
Het windt me op dat ze zo doet. Van zo dichtbij lijkt ze niet alleen op m’n Godin, ze klinkt ook als m’n Godin. Zal ik haar laten voelen hoe hard ze me maakt? Heel zachtjes met mijn onderlijf tegen haar onderkant aandrukken? Al is deze erectie slechts een projectie?
‘Je noemde me Linda vannacht. Wel drie keer. Ga naar d’r toe. We komen elkaar wel weer tegen.’

Matthijs Kleyn (°1979) is een Nederlandse schrijver en televisiemaker. Hij debuteerde in 2011 met de roman Vita (Prometheus), over een man en zijn liefde voor een jonge, depressieve vrouw die verlangt naar de dood.

2 opmerkingen:

cat zei

Kluun?

Fanny zei

Ik zeg bouquetreeks.