pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl
Toen Van Persingen aan de overkant van de straat zijn ex-vrouw zag lopen, was de zomer al zover heen dat de stadsmeisjes onverschillig waren voor de blikken van mannen. Een kleine stevige hond sleepte haar voort, zijn vacht vol witte, zwarte en lichtbruine vlekken. De hond deed Van Persingen denken aan een leren lapjespoef uit de jaren zeventig. Zijn ex-vrouw stak haar hand op ten teken dat ze hem gezien had. Even overwoog hij te doen alsof hij haar niet zag. Hij had nu geen zin in zijn voormalige echtgenote. Eigenlijk nooit meer sinds ze uit elkaar waren.
Ze was nu vlakbij gekomen, uit het lood lopend door het gesjor van haar huisdier. Op haar hoofd droeg ze als een soort van haarband een zonnebril, hip tasje op haar heup. Hij hoorde haar licht hijgen toen hij haar op beide wangen zoende. Ze rook naar nicotine. ‘Je rookt weer,’ zei hij met een blik op de hond. Zijn stem klonk verwijtend, wat hem irriteerde. Alsof haar verslaving hem iets aanging. Haar longen waren haar zaak. Haar hele lichaam was haar zaak. En dat van haar tandarts waarmee ze sinds een half jaar een relatie had.
‘Stoort het?’ De hond probeerde haar bij hem weg te trekken, maar ze zette zich schrap en zei: ‘Ik heb promotie gemaakt.’
Ze was een vrouw die geen context nodig had om een mededeling te doen. Nooit nodig gehad ook. Op eenzelfde manier had ze op een avond tegen hem gezegd: ‘Ik hou niet meer van je.’ Waarschijnlijk had ze dat ook als promotie ervaren. Zijn ex-vrouw geloofde rotsvast in de vooruitgang en zag het leven als een aaneenschakeling van promoties. In dat licht zag ze waarschijnlijk ook haar relatie met de tandarts. Ze kleedde zich beter dan vroeger, dat moest Van Persingen toegeven.
‘Wat ben je precies geworden?’
‘Senior adviseur sociale vraagstukken.’
Van Persingen tuitte zijn lippen en floot zachtjes. ‘Senior adviseur sociale vraagstukken.’ Hij liet de woorden even tussen hen in hangen. Toen zijn ex-vrouw geen aanstalten maakte tot nadere uitleg vroeg hij:
‘Vanwege je leeftijd?’
Ze keek hem onderzoekend aan. ‘Op basis van mijn ervaring. Tweehonderd euro netto extra per maand.’ Nu keek ze niet meer onderzoekend, maar triomfantelijk.
‘Ik dacht dat de gemeente moest bezuinigen.’ Bang dat zijn ex-vrouw over de gemeentepolitiek en aanstaande reorganisaties zou beginnen, vroeg hij snel:
‘En met je vriend? Alles goed met je vriend?’
Kort na de scheiding was ze bij de tandarts ingetrokken, die zelf niet lang daarvoor ook gescheiden was. Het een had niets met het ander te maken, had ze hem verzekerd. ‘Jij gelooft toch ook heilig in de kracht van het toeval?’ had ze Van Persingen gevraagd, gesmeekt bijna. Hij had alleen maar geknikt. Haar tandarts was een verzorgde man. Gebruind gezicht, bruinleren jasje, Italiaanse schoenen. Een man die zich grondig wast voor het neuken, schoot het door Van Persingens hoofd toen hij de minnaar van zijn ex-vrouw voor het eerst ontmoette.
Ze sloeg haar ogen ten hemel:
‘Zeb? Die zit in een joekel van een depressie. Gelukkig loopt hij eindelijk bij een shrink.’
‘Meen je niet. En aan de pillen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Weet je wat hij blijkt te hebben?’
‘Al sla je me dood.’
‘PTSS!’
De staart van de hond trilde als een antenne in de wind. Van Persingen wendde zijn hoofd af. Hij had geen aangeboren hekel aan huisdieren, maar wel aan hondachtigen met opstaande staarten. Van een ongevraagde inkijk in de krochten van de diersoort was hij niet gediend.
‘Komt allemaal door zijn ex. Dat kutwijf maakt hem helemaal kapot. Dat deed ze al tijdens hun huwelijk en gaat er nu lekker mee door. Volgens haar raken de kinderen door zijn schuld aan lager wal.’
Van Persingen haalde zijn schouders op en spreidde zijn handen in een hulpeloos gebaar. Zijn ex zag het als een aanmoediging. Sommige mensen interpreteren lichaamstaal van anderen steevast in hun voordeel. Zijn ex-vrouw was zo iemand. Ze greep in haar tasje naar een pakje sigaretten en stak er een op.
‘Hij is zwaar getraumatiseerd. We dachten eerst dat het door het kampverleden van zijn vader kwam, maar het is gewoon die vrouw. Komt er nu allemaal uit. Je weet hoe dat gaat in zo’n eerste fase van een therapie. Dan moet je alles weer herbeleven. Nou, daar plukken we thuis de vruchten van.’ Ze zuchtte diep. ‘Hij loopt de hele dag met zo’n bakkes!’ Ze hield haar hand twintig centimeter onder haar kin. ‘Na een fles wijn begint hij steevast over de oorlog, terwijl hij niet eens een volle jood is. En na twee flessen wijn over zelfmoord.’
‘Zelfmoord?’
‘Ja, zelfmoord.’
‘Zelfmoord is vaak het gevolg van een gebrek aan zelfspot.’
‘Wat?’ Ze hield haar hoofd in ongeloof een beetje scheef. ‘Hij praat over zelfmoord, hij pleegt hem niet.’
Van Persingen zweeg. Toen zei hij, meer om de stilte te beëindigen, dan om haar gerust te stellen: ‘Hij moet hij even doorbijten, door die PTSS.’
‘Even? Zo’n therapie kan jaren duren, terwijl Seroxat al na een paar weken aanslaat. Je persoonlijkheid vervlakt van antidepressiva, maar dat kan bij hem geen kwaad. Pfff.’ Haar hand met de sigaret maakte golfbewegingen, een sliert rook vormde een achtbaan in de lucht.
‘Hoge toppen, diepe dalen,’ begreep hij. ‘Maar never a dull moment.’
‘Weet je waar ik naar verlang? Naar lange saaie avonden naast elkaar op de bank. En een spreekverbod over zijn ex. Ik val hem toch ook niet de hele tijd met jou lastig. Zou ik eigenlijk eens moeten doen. Alleen al om Zeb te laten merken hoe irritant dat is.’
Van Persingen knikte. ‘Misschien moet je dat eens doen. Helaas heb ik je geen trauma bezorgd.’
‘Jij?’ zei zijn ex-vrouw. Ze keek hem aan met grote ogen. Ogen waarin hij naast verbazing ook een zweem van minachting meende te zien. Alsof ze hem wilde vertellen dat hij een passant was in haar leven, geen litteken waardig. Hoogstens een schaafwond. Gekwetst door die gedachte staarde Van Persingen weer naar de hond. Een roeiboot schoof door het water, een vlucht spreeuwen landde luidruchtig in een enorme populier. ‘Denkt je nog wel eens aan me?’ hoorde hij haar vragen.
‘Nee,’ zei hij. ‘Eigenlijk nooit.’ Het was een leugen. Hij dacht soms nog aan haar. Bijvoorbeeld als hij de ruimtes tussen zijn tenen insmeerde met vaginale crème. Dat was het enige dat ze bij haar vertrek had achtergelaten, vaginale crème. Ze bestreed er haar inwendige schimmels mee, hij nu zijn uitwendige. Volgens haar kreeg ze de schimmel van hem, omdat hij zich niet goed waste. Hij twijfelde daaraan, omdat ze de crème bleef gebruiken toen ze het al maanden niet meer met elkaar deden.
De hond jankte en rukte aan de riem. ‘Wat heeft hij onder zijn buik hangen?’ Hij wees naar beneden.
‘Hangt zijn piemel er weer uit?’ Ze bukte zich een beetje voorover.
‘Verder naar voren.’
‘Oh dat… dat is een gezwel. Goedaardig, zegt de dierenarts. Volgens hem is het gevaarlijker het weg te halen dan het te laten zitten.’
‘Het staat ‘m goed, zo’n aangegroeid ganzenei.’
Ze keek hem weer verontwaardigd aan. Hoe vaak had ze hem wel niet verontwaardigd aangekeken tijdens hun huwelijk? Hoe meer jaren getrouwd, hoe meer verontwaardigde blikken. Hij vroeg zich af hoeveel keer per week zijn ex-vrouw haar tandarts verontwaardigd aan zou kijken.
‘Cynisme is uit, wist je dat?,’ zei ze afgemeten. ‘Iets van de vorige eeuw.’
‘Ik bèn van de vorige eeuw.’
‘Dat is nog geen reden om er in te blijven hangen. Een kuurtje Seroxat zou ook jou goed doen. Zie je alles veel zonniger in.’
Voordat Van Persingen kon antwoorden trok de hond zijn ex-vrouw mee, naar zijn baasje met PTSS.
Boudewijn Smid (°1964) is schrijver en journalist. In 2008 verscheen zijn debuutroman Op de helling (De Arbeiderspers). Zijn tweede roman, Een goede zoon (De Bezige Bij) ligt sinds 21 oktober 2010 in de boekhandel.
woensdag 7 december 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
8 opmerkingen:
Je zou bijna denken dat de winterslaap begonnen is. Waar blijven die reacties?
Gezellige boel daar! Maar opnieuw geen idee...
Eerste wat in me opkomt: Jeroen Brouwers.
Nee Luc, niet Jeroen Brouwers. Wel een landgenoot van hem, die trouwens ook vooral in het buitenland verkeert.
Als het antwoord Arnon Grunberg is: de vaginale crème doet het 'm.
Komen er eigenlijk huisdieren in het werk van Grunberg voor?
Voor zover ik heb gelezen niet, maar zijn personages hebben soms huisdierachtige trekken, dat wel.
Terugkomend op Mark, je hebt gelijk. Ik heb een poging ondernomen Grunberg te pasticheren. Hoewel een redacteur van een bekende Nederlandse uitgeverij het vooral op Martin Bril vond lijken... Misschien een hint om me in mijn verdere carriere maar niet meer op de pastiche toe te leggen.
Een reactie posten