Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 5 december 2011

Ingebeeld



Buiten maakt de man die de bomen snoeit een vuur. Het is negen uur en hij is pas aangekomen, maar z'n vuur brandt al. Tot hier hoor ik de naalden knetteren in de vlammen. Van de schoolpoort ben ik direct naar de keukentafel gelopen, ik heb mijn jas zelfs nog aan. Ik kijk naar mijn vingers die op de toetsen slaan en denk aan Lydia Davis.

Lydia Davis is een Amerikaanse schrijfster die bekend is voor haar kortverhalen. In The Collected Stories of Lydia Davis zijn vier bundels samengebracht: Break It Down (1986), Almost no memory (1997), Samuel Johnson is indignant (2001) en Varieties of disturbance (2007). Samen zijn het ongeveer tweehonderd verhalen, sommige van enkele woorden, andere van meer dan twintig pagina's, maar de meeste zijn drie-vier bladzijden lang.
Het zijn geen klassieke verhalen met een begin/midden/eind. Je bent er direct in en als het verhaal uit is ben jij er niet per se uit. Een plot is bijkomstig. Sferen en gedachten zijn belangrijker. Je voelt dat de verhalen geschreven zijn door een zoekende geest, iemand die met woorden het leven probeert te (be)grijpen. Dat Lydia Davis het werk van Proust goed kent (Swann's Way, de jongste Engelse vertaling van deel één van A la recherche du temps perdu, is van haar hand) verbaast niet.
De personages, die meestal onbenoemd blijven, blinken uit in zelfanalyse. Ze spreken vaak in zichzelf. Dat doen we allemaal. Jij, ik, de man die de bomen snoeit. In ons hoofd klinkt zo'n gesprek natuurlijk, maar schrijf het eens neer. Op papier is het raar. Onlogisch. Vol cyclische redeneringen. Lydia Davis is hier sterk in. Ze schrijft met humor en in gewone woorden. De eenvoud van de taal is bedrieglijk. Minder is bij haar meer.

Lydia Davis reikt de lezer kleine, originele spiegeltjes aan. Samen geven ze een caleidoscopisch beeld van de mens, van het leven. Dit is literatuur met een grote L. En zo'n literatuur zet van alles in gang, anders zou ik niet aan de keukentafel zitten. Toch zit ik hier. Terwijl ik geen tijd heb voor fictie. Opdrachten heb voor de krant. Dingen moet regelen voor kerst. Of, zoals nu, beter zou luisteren naar wat de man die de bomen snoeit zegt. Hij heeft op het raam geklopt. Ik zie hem door de ruit van de keukendeur. Ik denk dat ik het beter doe. Opstaan.

'Kan ik een hark en een tuinvork lenen?' vraagt hij.
'Natuurlijk.'
'Bedankt.'
'Ik haal ze uit de garage,' zeg ik.
Ondanks deze woorden blijf ik staan. Het is een effect dat de man die de bomen snoeit op me heeft. Wie voor bomen zorgt wordt misschien zoals hij, dat zou kunnen. (Sommige mensen zouden beter met bomen omgaan, dat ook.) Zelfs als hij met een touw om zijn middel twintig meter boven de grond balanceert kijkt hij ontspannen. Ontspannen maar aandachtig. Als ik vraag naar een variëteit of wil weten hoe oud een boom is wacht hij enkele seconden voor hij antwoordt. Net als zijn gelaatsexpressie zijn z'n woorden tot een minimum herleid.

Hier denk ik aan als ik naar de garage loop. Omdat ik een glimlach heb gezien. Bij de man die de bomen snoeit is een glimlach verontrustend. In de garage vind ik de tuinvork en de hark snel. Ik steek ze door het raam naar buiten.
Als ik terug in de keuken kom, valt mijn blik op de tafel. Meer bepaald op het wijnglas dat naast mijn computer staat. Het is een glas met een hoge steel en een brede kelk. Een feestglas. Zelden gebruikt.
Mijn personage moet een vergelijking zoeken voor zo'n glas. Dat klinkt misschien raar. Ik hoor het je denken, geef maar toe. Houd het maar beter voor jezelf. Mijn personage wil daar niets over horen, dat kan ik je vertellen. De persoon die uitleg kan geven is haar vader. Hij zal iets vinden, maar de vraag is of het de juiste uitleg zal zijn. Of hij de juiste zal willen geven.
Ik heb het wijnglas uit de kast gehaald om naar te kijken. Ik keek hoe het daar stond. Hoe het licht zich bundelde in dat glas als een straal zon in de keuken viel. Hoe het dof werd, doorschijnend, als wolken kwamen opzetten.
Toen ik een vergelijking had gevonden waar mijn personage mee kon leven, wilde ik zien hoe wijn vloeide in een glas. Maar voor mijn verhaal moest het rode zijn en ik had alleen witte open, dus heb ik me het vloeien van rode wijn ingebeeld.

Ik weet dit en jij weet dit nu ook maar de man die de bomen snoeit weet hier niets van. De man die de bomen snoeit heeft alleen het glas gezien. En zich de fles ingebeeld.

1 opmerking:

Emily Gordts zei

Ha, die gaat mee op vakantie. Lang leve de Kindle!