Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 17 december 2010

Il est mort.



'Trekken,' riep de technieker van France Telecom die op een ladder tegen de gevel stond. 'Eén, twee, drie, nu!'
Ik had het raam van de woonkamer geopend om zijn instructies te horen. Met mijn volledige gewicht hing ik aan de kabel. Hij gaf hooguit enkele centimer mee. 'Het is te hard,' riep ik naar buiten.
'Oké,' schreeuwde de technieker terug.
Even later stond hij met een boor in de woonkamer. Hij hurkte neer bij de kabel. 'Ik vraag me af of hij door een buis gaat of onder de gipsplaat zit.'
'Ik vraag het me ook af,' zei ik.
'We zullen het snel genoeg zien.' Hij zette zijn boor in de muur.
Ik hoopte dat hij de muur niet over de volle lengte van de kabel zou openboren. Die opening zou daar jaren blijven. Anderzijds, kon het zo verder? Wat was het bilan na twee weken zonder kabel?

Was het een leven om vijf keer per dag het helpdesknummer van de operator in te tikken in de hoop dat de wachttijd niet dertig minuten zou zijn?
Om speciaal naar Cannes te gaan om de per sms beloofde 3G-usb-stick op te halen die dan in geen enkele winkel van de geliefde operator voorradig blijkt?
Om op woensdag om vijf uur met drie kleine kinderen naar de toeristische dienst te rijden om daar op een bankje onder een lantaarn in de miezelregen interneturgenties af te handelen terwijl de kinderen de baan over lopen en hun voetbal onder auto's schoppen?

Na een week had ik er schoon genoeg van. De enige manier, sprak ik mezelf in, is me bij de situatie neerleggen. Dan, beste lezer, verandert het leven. Het verandert zelfs helemaal.
Het is merkwaardig hoe je plots kookboeken openslaat die al jaren stof vergaren en, terwijl exotische geuren de keuken vullen, opnieuw begint te werken aan de laatste versie van die roman die nu hopelijk de allerlaatste en finale versie zal zijn (akkoord, déjà-vu, déjà-lu). Hoe je avonden vult met gesprekken om achteraf te beseffen hoe weinig mensen van elkaar weten. Hoe je zin krijgt om met een vriendin naar een slechte film te gaan. Hoe lege yoghurtpotjes, aardappels en oude sokken mooie kerstmannen worden. Hoe je om tien uur 's avonds in je bed ligt. Hoe fijn het is om op een weekdag met een vriendin door Nice te flaneren. Hoe je, omdat je niet online kan kopen, die winkel binnengaat waar je anders gewoon passeert en hoe interessant die blijkt. Hoe veel gezelliger het is om artikels naar de redactie te sturen vanaf het internet van een vriendin. Hoe je jezelf plots aan de kapper hoort zeggen dat je het beu bent en hoe je een uur later onherkenbaar op straat staat. Hoe je 's morgens zonder scrupules een halfuur leest. Hoe je eindelijk tijd hebt om dat ene boek aan te snijden dat onverdeelde aandacht verdient zoals Pourquoi je n'ai écrit aucun de mes livres van Marcel Bénabou.

Ik zag dit werk in augustus toevallig op een tafeltje liggen in het vakantiehuis van een oom in Montluçon en wist onmiddellijk: dit moet ik lezen. Pourquoi je n'ai écrit aucun de mes livres was namelijk de gedachte die door mijn hoofd tolde na drie jaar schrijven aan minstens vijf versies van een roman die ik direct na voltooiing goed vind maar twee maanden later met schaamte in de haard verbrand.
Mijn oom leende me het boek uit. Marcel Bénabou bleek de secretaris van Oulipo (Ouvroir de Littérature Potentielle of Werkplaats voor Potentiële Literatuur), in 1960 opgericht door Raymond Queneau en François Le Lionnais, waar ook Georges Perec en Italo Calvino lid van werden.
Pourquoi je n'ai écrit aucun de mes livres, dat in 1986 verscheen, is een curieus boek. Het is in de eerste plaats een boek over boeken, schrijven en liefde voor taal. Marcel Bénabou analyseert het ontstaan en de evolutie van zijn schrijversroeping, zijn verwachtingen en zijn angsten, de redenen waarom hij het schrijven steeds voor zich uitschuift en hoe dit alles ten slotte toch geleid heeft tot een boek, het boek dat de lezer in de hand houdt.
Pourquoi je n'ai écrit aucun de mes livres, in 1986 bekroond met de Prix de l'humour noir, is een schrandere reflectie over literatuur en schrijverschap waarin lezers en schrijvers zich kunnen vinden. Het kan beschouwd worden als een klassieke roman, stelt Bénabou. Het is per slot van rekening een liefdeshistorie, het verhaal van een ongelukkige en misschien onmogelijke relatie van de auteur met een bepaalde perceptie van de literatuur.

Een onzalige liefde, concludeerde ik met een oog op de technieker, was ook de band tussen mij en mijn kabel. Een kabelloos leven is rustiger en trager maar tegelijkertijd dynamischer. Productief. Vol. De technieker had een klein gat geboord. De oude kabel kwam zo uit de muur. Aan het oppervlak zaten scheurtjes.
'Il est mort,' zei hij.
Ik zuchtte. Ik hoopte bijna dat hij voor een onoplosbaar probleem zou staan.
'Maakt u zich geen zorgen,' zei hij. 'De nieuwe kabel zit er al in.' Hij fixeerde enkele koperdraadjes.
De kiestoon klonk, de computer kwam online.

2 opmerkingen:

S. zei

Arme zinnen van 'Schemer', die daar in de vlammen opgaan... Waren ze niet goed dan?

Annick Vandorpe zei

Nog niet rijp, alleen goed voor het vuur.