Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

vrijdag 18 januari 2013

Een Buenos Aires-moment


De laatste week heb ik het weer. Het komt onverwachts, als ik ’s morgens van de school naar huis terugkeer of terwijl ik in de koelkast kijk en overweeg wat ik ga maken voor het avondeten. Onmiddellijk vergeet ik mijn omgeving en bezigheden, hoe dringend die ook mogen zijn. Ik blijf stokstijf staan, zoals een hongerig roofdier dat de geur van een prooi opvangt en de neus in de wind houdt om te speuren waar die geur vandaan komt. Mijn hoofd wordt leeg en verlicht en echoot, Buenos Aires. 

Soms zie ik me door de straten lopen. Ik ga een café binnen om koffie te drinken of ik zit gewoon op een bankje en verlies me in de observatie van een voorbijganger. Tot menselijke interactie is het nog niet gekomen, maar ik sluit de mogelijkheid niet uit. Andere keren ben ik me alleen scherp bewust van het bestaan van Buenos Aires, van het leven dat daar op dat moment plaatsgrijpt, maar ben ik zelf geen acteur. Ik word er evengoed gelukkig van. 

Argentinië is in een flits aan me voorbijgegaan, jaren geleden, tijdens een doortocht van Puerto Montt naar Puerto Natales in de zuidelijke tip van Chili. Ik herinner me vlaktes zonder een spoor van bewoning en een verlaten turkoois meer waar we een ferry namen. Er waaide een harde wind die zo luid was dat hij gesprekken onmogelijk maakte. Aan de overzijde stond een andere bus te wachten. Er volgden kilometers kale aarde, een tijdlang onderbroken door een mozaïek van groene en gele akkers gedomineerd door een sneeuwwit kasteel met spitse torens, daarna weer kale aarde tot we in een dorp kwamen. Toen we de tent hadden opgezet, werden we door Argentijnen uitgenodigd om maté te drinken. We hadden veel over die maté gehoord en grepen de gelegenheid. Het bleek een soort bittere thee, gedronken uit een mok met een ijzeren strootje die we aan elkaar moesten doorgeven. Als aandenken kregen we een glazen bokaal gevuld met vulkaanas. ’s Anderendaags, na nog een dag in de bus, staken we de grens over naar Puerto Natales en was de Argentijnse episode afgesloten. 

Ik ben nooit in Buenos Aires geweest en heb weinig foto’s van de stad gezien. Het zou kunnen dat ik de stad uit de literatuur ken, maar de waarheid is dat ik weinig romans heb gelezen die zich in Buenos Aires afspelen. De laatste was Razernij van Sergio Bizzio, over een man die zich na een misdaad verbergt op de zolder van een herenhuis van een rijke familie en vanuit zijn schuilplaats het doen en laten van de bewoners bespiedt. Na een tijd mist hij de buitenwereld niet meer. In het kleine beeld dat hij heeft vanuit zijn zolderraam vindt hij de hele werkelijkheid terug. 
Dat was mijn geval niet. Die kleine uitsnede die Razernij me van Buenos Aires bood had weinig invloed op mijn beeld van de stad. 

Hoe dat beeld eruitziet is moeilijk te omschrijven. Het is veranderlijk en ik kan het niet op bevel oproepen. Het overvalt me zoals de herinnering aan een droom en als ik er bewust aan probeer te denken, ontglipt het me. Soms denk ik dat het zich plooit naar verlangens die ik zelf niet vermoed. 

Als ik van zo’n Buenos Aires-moment bekom, nog een beetje verdwaasd, bedenk ik dat een paar klikken volstaan om een vliegticket te boeken. Die mogelijkheid geeft schwung aan mijn bezigheden, zelfs aan het vervolledigen van een boodschappenlijst of het piekeren over het avondmaal. 

Razernij, Meulenhoff, 224 p.

Geen opmerkingen: