Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

maandag 8 juni 2015

Platte gezichten en schildpadnekken

Reisverslag. In 1936 vertrok de Catalaanse schrijver Josep Maria de Sagarra met de boot naar Tahiti. Het logboek van zijn reis is subliem, maar haalt wel een paar mythen over het ‘aards paradijs’ door de mangel. 

Ronkende frasen, een weelde aan adjectieven en metaforen, uitgesponnen natuurbeschrijvingen… in deze tijden van kaal proza en staccato, actiegerichte zinnetjes doet het werk van de Catalaan Josep Maria de Sagarra (1894-1961) als een verademing aan. Na de romans Privéleven en Knoflook en Pekel ligt nu De blauwe weg bij ons in de rekken, het logboek dat de schrijver bijhield op een reis naar de Stille Zuidzee in 1936-1937.
In een sublieme, zintuiglijke stijl beschrijft de Sagarra zijn indrukken en ervaringen vanaf het inschepen in Marseille tot de terugkeer zeven maanden later. De Catalaan betoont zich een nauwkeurige en kritische observator met veel zin voor humor. Gedurende de wekenlange reis op zee leggen zijn medepassagiers hun schijnbare normaliteit al snel af. De meesten blijken morele, spirituele of amoureuze motieven te hebben om naar Polynesië te gaan, en hun kruidige verhalen  worden ons niet onthouden.
Op Tahiti gaat de schrijver met zijn vrouw aan wal. Hij zal vier maanden blijven en met de schoener verscheidene eilanden aandoen. Het natuurschoon, de idyllische ontvangst en de zorgeloze, vriendelijke sfeer overrompelen hem. Op zijn eerste avond schrijft hij: “De haven ademt nu geluidloos. Achter het eiland Moorea gaat de zon onder, en de lagon van Papeete is een grote glanzende plaat; het water ziet eruit als betoverde stroop, licht cerise getint. Zijn we in een waar paradijs beland?”

Schoonheid en verrotting
De vraag blijkt niet eenvoudig te beantwoorden. Tahiti en de naburige eilanden zijn een decor van contrasten. Opperste schoonheid en verrotting, authenticiteit en gekunsteldheid leven er zij aan zij. Het contact met de blanke heeft het landschap, de moraal en de cultuur aangetast. De Tahitiaan is, zo stelt de Sagarra, “geprostitueerd door de beschaving” en bereid zijn ziel te verkopen in ruil voor een paar dollarbiljetten.
Tahiti een lusthof bevolkt door sensuele vrouwen? Vergeet het 
De schrijver neemt de diverse aspecten van het eilandleven onder de loep, van de handel (die gemonopoliseerd blijkt door arglistige Chinezen) tot de fruitsoorten, de vissen, de vogels en de Tahitiaanse vrouwen. Over de meisjes in Papeete schrijft hij: “De platte gezichten en de grove lippen onder een strohoed van pandanusblad en boven een nogal vormeloos lijf op stevige en vlezige benen, gehuld in een lange soepjurk en op blote voeten waarvan de tenen alle kanten op wijzen, zijn geen bekoorlijke aanblik voor een gezonde man.” Eens meisjes de twintig voorbij zijn, verwelken ze. Elefantiasis tiert welig, waardoor vele bewoners monsterlijk ogen. Tahiti als lusthof bevolkt door sensuele deernes? Een mythe.
Over de oude vrouwen is de Sagarra lyrischer. Deze categorie herbergt zowel “dames met woeste kaken en schildpadnekken” als rijpe Tahitiaansen bij wie “het dijbeen en het staartbeen zo elegant en mysterieus in de gewrichten zwieren, dat je zin krijgt om voor hen te knielen als ze voorbijgaan.”
De eilanden wekken uiteenlopende gevoelens op bij de schrijver. “Ik denk dat Bora Bora op den duur een lome waanzin zonder agitatie verwekt, zonder hoop. Een soort elefantiasis van de ziel.” Tegelijkertijd beseft de Sagarra dat hij op veel momenten van zijn leven hevig zal verlangen naar de lagune van Bora Bora.

Landverraad
De Catalaan maakte de plezierreis naar de Stille Zuidzee terwijl de Spaanse burgeroorlog volop woedde. Dat hij zijn vaderland in die benarde tijd de rug toekeerde, werd hem niet in dank afgenomen, maar veel opties had hij niet. In Spanje blijven kon zijn dood betekenen, legt vertaler Frans Oosterholt in het nawoord van De blauwe weg uit.
Voor de lezer is het reisdagboek een fenomenaal cadeau. Verbluft voor de zinsverbijsterende schoonheid rond hem, maar toch ook steeds lucide, wist de Sagarra de blauwe droom die de Stille Zuidzee opwekt en die het lichaam - "als een intraveneuze injectie” - inneemt voor de eeuwigheid te vangen.

De blauwe weg, J.M. de Sagarra. Vertaling: Frans Oosterholt. Menken Kasander & Wigman Uitgevers, 304 p. Deze recensie verscheen op 3 juni in De Morgen.


Wat gebeurde er met zusje?

Karen Joy Fowler schrijft een aangrijpende roman over de liefde en rivaliteit tussen zussen en vergast haar lezers op een verrassing van formaat.

De verteller van Totaal door het dolle heen is Rosemary Cooke, een kleuterjuf van bijna veertig. Ze blikt terug op de idyllische kinderjaren die ze met haar zusje Fern en broer Lowell in Indiana heeft doorgebracht en doet uit de doeken hoe de verdwijning van Fern het gezin ontwrichtte. 
De kinderen groeiden op op een boerderij, omgeven door velden en bossen waar ze naar hartenlust konden ravotten. Op het domein woonde ook een groep jongeren, promovendi van vader Cooke, een hoogleraar in de gedragspsychologie. Rosemary en Fern waren erg verschillend, maar deden alles samen. Terwijl Fern nooit een woord zei, stond Rosemary bekend voor haar babbelzucht. Als ze weer eens een verhaal afstak, zei haar vader: Laat het begin maar weg en begin in het midden.
Die raad neemt Rosemary ter harte als ze begint te vertellen. Ze opent het verhaal in 1996, als ze tweeëntwintig is en studeert in California. Haar broer Lowell heeft ze al tien jaar niet meer gezien en haar zusje Fern is zeventien jaar geleden verdwenen. Rosemary herinnert zich dat ze op haar vijfde naar haar oma en opa werd gestuurd. “Die paar weken bij mijn grootouders in Indianapolis vormen nog steeds de scherpste scheidslijn in mijn leven (…). Voor die tijd had ik een zusje. Daarna niet meer.”
Vaak plaatsen we gebeurtenissen uit het verleden in een kader dat er toen niet per se was
Toen haar vader haar kwam ophalen, reden ze naar een nieuw huis. Fern was weg, moeder had een zenuwinzinking en Lowell was woedend. Rosemary, die nooit school had gelopen, moest naar de kleuterklas waar ze voor ‘aapmeisje’ werd uitgemaakt. Ze stopte met praten. Over wat met Fern was gebeurd werd niet gesproken.
Wanneer Lowell op een winternacht in 1996 plots opduikt in Rosemary’s studentenflat, praten broer en zus voor het eerst over het verleden. Het gesprek brengt herinneringen naar boven die Rosemary verdrongen heeft. De traumatische verdwijning van Fern komt in een kompleet ander daglicht te staan.

Bedrieglijk geheugen
Karen Joy Fowler (º1950) brak in 2004 internationaal door met The Jane Austen Book Club. Totaal door het dolle heen is haar zevende roman. Het boek is erg geraffineerd opgebouwd. Samen met Rosemary laat Fowler je voortdurend tussen heden en verleden navigeren en geleidelijk aan licht ze de sluier op over de geheimen die de Cookes verborgen houden. 
Vele thema’s komen aan bod, van de levensbepalende keuzes in een familie en de liefde en rivaliteit tussen twee zussen tot de bedrieglijke werking van het geheugen. Onze leeftijd en leefomstandigheden, zo laat Fowler zien, conditioneren onze herinneringen, waardoor we gebeurtenissen uit het verleden vaak plaatsen in een kader dat er toen niet per se was. 
Wie nu nieuwsgierig is geworden, blijft beter weg van google. Fowler heeft een geweldige verrassing in de roman verstopt en die moet je echt zelf ontdekken.




Totaal door het dolle heen, Karen Joy Fowler. Vertaling: Wim Scherpenisse. Nieuw Amsterdam, 320 p, 21,95 euro. Deze recensie verscheen op 3 juni in De Morgen.