Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 29 juni 2011

De Beverjager (Marjolijn van Heemstra)

pas·ti·che [pastiesj(e)] de; m -s werkstuk in nabootsende stijl

Vannacht heb ik gehuild, het was laat; het tijdstip waarop de vaagheid het overneemt en gedachten met mist aaneenrijgt. Met open ogen lag ik te genieten van de onbepaaldheid van mijn denken toen plotseling, geheel zonder overgang, de tijd een grote stap terug deed en ik als kleine jongen het donker in lag te staren terwijl in het vleermuishuis naast mij de ondermaatse vleugels klapperden en het schreeuwen van de dieren door de smalle zwarte vensters woei. De kerkklok had net geklonken en ik was bang dat er rovers uit de rivier zouden opzetten en bang voor het gevecht dat ik de volgende ochtend met mijn vriend Ivanhoe zou hebben, die in werkelijkheid geen Ivanhoe maar Eli heette en van zijn vader had leren dansen als een tijger. In de verte blafte een hond, alsof hij waarschuwde voor de dag die komen zou, voor de zon die nu haar adem nog inhield maar straks groot en heet op mijn lichaam uit zou blazen. Ik lag op mijn rug en staarde het donker aan toen mijn moeder zachtjes binnenkwam, ze vroeg me waarom ik niet sliep en ik vertelde over mijn angsten waarna ze het boek dat ik onder mijn kussen bewaarde tevoorschijn haalde – lees maar – zei ze en ik las, over cowboys en indianen, over een beverjager die verstrikt raakt in zijn eigen net; en het was dit personage, zijn verstrikking, dat me een brok in de keel bezorgde. Omdat mijn moeder huilen als een teken van onbeschaafdheid zag slikte en slikte ik tot de brok zakte, door mijn keel, mijn slokdarm, mijn maag in. Vannacht, nu dertig jaar later en duizenden kilometers verder, doemde de beverjager op in mijn gedachten, de brok in zijn netten achter zich aan slepend. Niet vanuit mijn keel, maar vanuit mijn maag kwamen de tranen. Het was een wonderlijke ervaring; het schokken, het snikken, de pijn in mijn strot, het overviel me met een kracht die ik alleen als onbedaarlijk kan omschrijven. Toen die langzaam wegsmolt realiseerde ik me pas wat zich zojuist had voltrokken: een metamorfose.

Marjolijn van Heemstra (°1981) schrijft krantenartikelen, theaterstukken en gedichten. In 2010 verscheen haar eerste dichtbundel Als Mozes had doorgevraagd bij Thomas Rap.

maandag 27 juni 2011

Impulsieve beslissing



U kent dit wel. Het begint als een idee, een louter theoretische mogelijkheid. U denkt er niet bewust over na. Maar ondertussen rijpt het in uw hoofd en de volgende keer dat u ermee geconfronteerd wordt, doet u het gewoon.
Soms zijn de twee fases niet te onderscheiden. Dat heet dan een impulsieve beslissing.

Het kan overal over gaan. Een huisdier nemen? De afvaart van de Amazone maken? Een cursus Hongaars beginnen? Een paar barefootschoenen kopen? Of, zoals Merlijn Kaiser in Magnus van Arjen Lubach, al het vertrouwde achterlaten om naar Zweden te reizen en op te sporen wie met zijn creditcard gegevens aan de haal is.
Het kan tot van alles leiden. Neem nu in Magnus.

Merlijns leven zit in het slop. Zijn jeugdliefde Caro is vertrokken, zijn vrienden laten hem in steek en het toneelstuk dat hij schrijft vordert niet. Op de koop toe verneemt hij van Mastercard dat in Zweden vreemde uitgaven worden gedaan met zijn bankkaart. In z'n lethargische toestand laat Merlijn het over zich heen gaan tot Mastercard een tweede keer belt. Er is in Zweden nog meer geld gespendeerd met zijn creditcard. Merlijn boekt een retourticket naar Stockholm. Hij moet en zal de dader vinden.

In Stockholm bezoekt Merlijn de zaken waar zijn geld wordt gespendeerd en maakt foto's. Achteraf vergelijkt hij ze. Op meerdere beelden, zo blijkt, is eenzelfde man aanwezig. Merlijn gaat terug, wacht af en stoot al snel op Magnus, een raadselachtige fotograaf. Wat het einde van Merlijns queeste zou moeten zijn, wordt een begin. Het begin van een nieuwe relatie en een reeks ontdekkingen over zijn verleden.

Een liefdesverhaal, een roadmovie en een detective: Magnus is het allemaal. Arjen Lubach, die behalve schrijver ook cabaretier is, debuteerde in 2006 met Mensen Die Ik Ken Die Mijn Moeder Hebben Gekend. In 2008 verscheen zijn tweede, Bastaardsuiker. In Magnus verweeft Lubach heden en verleden vloeiend en voert de spanning langzaam op. Lubach kan vertellen en goed schrijven, dat staat buiten kijf, maar hij regisseert erg nadrukkelijk. Alles krijgt een uitleg en op het eind vallen de puzzelstukken wel heel netjes samen. Dat hoeft in mijn ogen niet, maar voor wie een luchtige vakantieroman zoekt waar bovendien erg mooie zinnen in voorkomen, is hier aan het juiste adres.

Wat gaat u doen, volgende keer in de boekhandel? En waar zal het toe leiden?

Magnus, uitgeverij Podium, 318 p.

vrijdag 24 juni 2011

Latrelatie



We hebben een soort latrelatie. Hij komt alleen 's zomers, zo tussen april en oktober, en alleen 's nachts. Ik verwacht hem. Het is onbewust. Tegen negen uur voel ik de spanning opkomen. Dan vraag ik me af waar hij blijft. Het lijkt bijna alsof hij dat aanvoelt. Plots is hij daar.

Vanavond was een mijlpaal. In de vijf jaar dat ik hem ken heb ik hem voor het eerst gezien. Het gebeurde rond een uur of tien. Hij was al een tijd aangekomen, dat wist ik, al had ik er niet bewust bij stilgestaan. Ik liep de tuin in, tegen mijn zin want ik was middenin een dringende mail, maar ik moest de tomatenplanten water geven. De tomatenplanten sterven elk jaar door mijn vergeetzucht. Dit jaar mag het niet gebeuren. Ik slenterde dus het terras op, nam de gieter, vulde hem bij de kraan en liep toen over het graspad achterom naar de groentetuin, al is groentetuin een groot woord voor zes tomatenplanten met een draad rond.
Het gebeurde halverwege, ter hoogte van de spar. Eerst hoorde ik vleugelgeklap. Het was geen gewoon vleugelgeklap, maar heftig, bijna paniekerig gefladder. Een schicht schoot uit de kruin van de spar, te snel om een duif te zijn, te grijs voor een ekster, te groot voor een vleermuis. Voor ik besefte dat ik hem had gezien, was hij al verdwenen in de bomen bij monsieur Rossignol. Ik bleef met die volle gieter in mijn rechterhand op het pad staan en luisterde. Het bleef stil, wel een minuut lang. Toen klonk zijn karakteristieke roep, uit de verte nu.

Als we televisie hadden, dacht ik tijdens het besproeien van het tomatenperceel, zou ik hem niet kennen. Zijn roep is zo kort en discreet dat hij niet boven het gezoem van een televisie uitstijgt. Daarna lachte ik. Een scène uit La télévision van Jean-Philippe Toussaint welde plots op.
De hoofdpersoon, die onbenoemd blijft, beslist op een dag niet meer naar de televisie te kijken. Hij heeft een werkbeurs gekregen om in Berlijn een essai te schrijven over de band tussen kunst en politiek in de zestiende eeuw in Italië, waarbij hij zich baseert op één bepaald werk van Titiaan (voluit Tiziano Vecelli,  jawel: TV).
Vrouw en kind zijn op reis naar Italië, het werk vlot niet, het is snikheet en hij besluit een wandelingetje te maken. Hij komt bij een park met een meer en installeert zich daar. Tot zijn verbazing merkt hij dat de meeste mensen naakt in het gras liggen. Hij kleedt zich ook uit, een beetje gegeneerd weliswaar. Terwijl hij leest, bespiedt hij het jonge meisje dat verderop ligt. Maar het is echt wel warm. Hij krijgt zin om zich te verfrissen. Poedelnaakt loopt hij over het grasplein naar het meer. Tussen het grasplein en het strand is er een wandelpad waarover mensen flaneren, bijna allemaal gekleed, elegante dames en heren met een sjaaltje om en kranten onder de arm. Van ver ziet hij ze aankomen, maar het is te laat om rechtsomkeert te maken. Een van hen steekt de hand al op.

De scène die volgt is hilarisch. Toussaint beschrijft op zijn typische droge manier de ontmoeting van de hoofdpersoon met zijn weldoener Hans Heinrich Mechelius, de Duitse diplomaat en dichter van wie hij zijn werkbeurs heeft ontvangen. Mechelius stelt hem voor aan zijn gezelschap, de schrijver Cees Nooteboom. De heren doen alsof er niets aan de hand is, wat het ongemak van de hoofdpersoon nog vergroot.
Toussaint heeft dit heel mooi gedaan. De plaatsvervangende schaamte die de lezer overvalt!

Zelfs nu, twee maanden later, voelde ik die schaamte nog. Toen, om kwart over twaalf in bed, had ik de slappe lach gekregen. Ik zette de gieter op zijn plaats, sloot de luiken en ging naar binnen. De heldere roep weerklonk. Ik vroeg me af waar hij nu zat.
Hij, de dwergooruil.

La télévision, Les Editions de Minuit, 270 p.

vrijdag 17 juni 2011

Port d'Alon



Nabokov steeg op en vloog in een boog over de verbrande benen van de vrouwen naast me. Zo snel ik kon kwam ik overeind. In de lucht hadden de bladzijden zich losgemaakt. Ze dwarrelden nu vrij verder. Ik probeerde de verschillende trajecten te volgen, maar dat bleek onmogelijk. Het strand was in een uur tijd veranderd in een patchwork van badlakens.
Ik ging tot het eind van de calanque en inspecteerde elke handdoek, maar ik vond niets. Op de terugweg zag ik de vrouwen met de verbrande benen van ver naar me zwaaien. Ze wezen in de richting van de snackbar. En ja, daar, halverwege het strand en het terras van Chez Tonton Juju, kreeg ik ze te pakken, de pagina's 19 tot en met 24 van Mary, het debuut van Vladimir Nabokov.

Vladimir Nabokov begon aan Mary te schrijven na zijn huwelijk, toen hij in Berlijn woonde. De roman verscheen in 1926 in het Russisch en twee jaar later in het Duits, maar werd pas in 1970 in het Engels vertaald.
Het hoofdpersonage is Lev Glebovich, kortweg Ganin, net als Nabokov zelf een Russische émigré in Berlijn. Hij huurt een kamer in een groezelig pension vlak naast de spoorlijn en leeft van de centen die hij heeft verdiend door te klussen. Op zijn gang woont een vreemd allegaartje landgenoten: een oude dichter, een koppel balletdansers, een jonge typiste en Alfyorov, die vier jaar geleden uit Rusland is vertrokken en nu wacht op de komst van zijn vrouw Mary die hij al jaren niet meer heeft gezien.

Verveeld en verbitterd slijt Ganin zijn dagen met zijn vriendin Lyudmila. Hij ergert zich voortdurend en wil de relatie stopzetten, maar uit gemakzucht stelt hij dat telkens uit. Alles verandert wanneer hij een foto ziet van Mary, de vrouw van Alfyorov, in wie hij zijn grote jeugdliefde herkent. Hij breekt onmiddellijk met Lyudmila. De volgende dagen wellen de herinneringen aan Mary op, hoe ze elkaar leerden kennen op het vredige Russische platteland van voor de revolutie. Ganin denkt terug aan de idylle van de eerste maanden, hoe ze elkaar later uit het oog verloren, de brieven nadien. Hij herleeft helemaal en neemt zich voor met Mary te vluchten als ze zaterdag in Berlijn aankomt.

Mary is een universeel verhaal over jeugdliefde en nostalgie en hoe herinneringen een vervlogen passie weer tot leven kunnen brengen. De roman haalt het niveau van Lolita of Ada misschien niet, maar de brille van Nabokov schemert door in de psychologie van de personages, de clevere observaties, de sfeer- en landschapsbeschrijvingen, de humor, de wondermooie zinnen.

Toen ik bij mijn badlaken terugkwam, gleed ik de bladzijden weer in het boek. Daarna stopte ik het in mijn tas. Met die wind verderlezen was echt te riskant.

woensdag 15 juni 2011

Eerherstel voor Roger Casement?



In zijn nieuwe roman fictionaliseert Mario Vargas Llosa het leven van de legendarische Ier Roger Casement (1864-1916) die de koloniale wantoestanden in Congo en Peru hekelde en de galg kreeg voor hoogverraad. De droom van de Ier is behalve een indrukwekkende historische roman ook een pakkend verhaal over de schaduwzones van de menselijke geest.

De indirecte inspiratiebron van De droom van de Ier was een biografie van Joseph Conrad voor wie Mario Vargas Llosa (°1936) veel bewondering koestert. Vargas Llosa ontdekte dat Conrads meesterwerk Heart of Darkness, over een reis naar het binnenland van Congo waar de kolonisators een losgeslagen leven leiden en zich als monsters gedragen ten opzichte van de zwarten, gestuurd was door de getuigenissen van enen Roger Casement. Toen hij de levensloop van Casement nader bestudeerde, besefte hij dat hij een gedroomd romanpersonage had gevonden. Casement was niet alleen een vat vol tegenstellingen, maar hij voedde ook al decennialang een controverse. Bovendien was zijn leven getekend door machtsmisbruik, conflicten tussen inheemse culturen en moderniteit, geweld, verraad, seksualiteit, thema’s die Vargas Llosa ter harte gaan en die al in zijn vroege romans zoals De stad en de honden (1963), Het groene huis (1966) en Gesprek in De Kathedraal (1969) aan bod komen.

Beesten

De droom van de Ier verscheen in het Spaans in november 2010, een maand nadat Vargas Llosa de Nobelprijs Literatuur had gekregen “voor het in kaart brengen van machtsstructuren en zijn snijdende beelden van het verzet, de rebellie en de ondergang van het individu”. De Peruaanse auteur bewerkstelligt dit hier opnieuw glansrijk.
Het verhaal begint in een piepkleine cel in het Londense Pentonville Prison. Roger Casement is ter dood veroordeeld, maar hij hoopt dat de Britse regering zijn gratieverzoek zal inwilligen. Met zijn schaarse bezoekers haalt hij herinneringen op aan het verleden.
Vargas Llosa vervlecht deze verhaallijn met een reconstructie van Casements jeugd en loopbaan, hoe hij zijn ouders als kind verliest, opgroeit bij een oom in Engeland en op zijn negentiende vervuld van idealen naar Congo trekt. Tot zijn vreugde mag hij deelnemen aan een expeditie met Henry Morton Stanley, de befaamde ontdekkingsreiziger. De tocht is een initiatief van de Belgische koning Leopold II en heeft als doel de nederzettingen langs de Congostroom voor te bereiden op de komst van de Europeanen. Casement wil zijn idealen waarmaken: de slavenarbeid afschaffen, een eind maken aan het kannibalisme, scholen helpen oprichten, maar tijdens de expeditie vallen zijn ogen open. De hebzucht van de kolonisators maakt hen tot beesten. De zwarten worden als slaven ingezet op de rubberplantages waar ze ten prooi zijn aan uitbuiting, bedrog en folteringen.
De wantoestanden verergeren vanaf 1885, wanneer de Congo-Vrijstaat eigendom wordt van Leopold II. In 1903 reist Casement als Britse consul de Congostroom af om na te gaan wat de Force Publique, het lokale leger van Leopold II, bij de zwarten heeft aangericht. Wat hij ziet en hoort is zo gruwelijk dat hij na die reis de waanzin nabij is. Terug in Londen stelt hij een vernietigend rapport op dat veel persaandacht krijgt en een belangrijke publieke figuur van hem maakt.

Facetten

De droom van de Ier vangt aan met een citaat uit Motieven van Proteus van José Enrique Rodo: “Ieder van ons is achtereenvolgens niet eenzelfde maar vele personages. En deze opeenvolgende figuren, die uit elkaar voortkomen, vertonen onderling de merkwaardigste en verbazingwekkendste contrasten.” Dit motto is Casement op het lijf geschreven. De contrasten en nuances in zijn persoonlijkheid maken hem tot een erg menselijke romanheld. Geleidelijk en op een subtiele manier geeft Vargas Llosa ons een inkijkje in de vele facetten van Casements karakter.
In Congo ontwikkelt Casement nationalistische gevoelens. Hij ziet parallelen tussen de kolonisatie en de situatie tussen Ierland (sinds 1800 deel van het Verenigd Koninkrijk) en Groot-Brittannië. Hoewel hij in dienst blijft van de Britse kroon, begint hij zijn werkgever te haten. Wanneer hij in 1910 naar Peru trekt om de situatie van de Indianen op de rubberplantages in de Noord-Peruaanse jungle te onderzoeken, verhevigt zijn nationalisme. Hij is opnieuw getuige van onmenselijke wreedheden. De enige uitweg voor de Indianen, besluit hij, is een opstand en dat geldt ook voor de Ieren.

The Black Diaries

Na zijn terugkeer uit Peru wordt Casement door de Britse koning in de adelstand verheven. Hij neemt ontslag en sluit zich aan bij de nationalistische groepering de Irish Volunteers. Wanneer de eerste wereldoorlog uitbreekt, overtuigt hij de vijand, Duitsland, om de Ierse onafhankelijkheidsbeweging te steunen. Hij bereidt een rebellie voor, maar aan de vooravond, op Paaszondag, wordt hij gearresteerd. De Paasopstand mislukt. Casement wordt beticht van hoogverraad en krijgt de doodstraf.
In zijn minuscule cel in Pentonville Prison verliest hij de hoop niet. Zijn kennissenkring telt belangrijke politici en schrijvers (zoals dus ook Joseph Conrad, die in 1890 naar Congo kwam als kapitein van de Britse koopvaardij) en aanvankelijk lijkt het dat zij de publieke opinie zullen kunnen beïnvloeden. Het tij keert wanneer The Black Diaries openbaar worden gemaakt. Behalve officiële dagboeken met werkverslagen, The White Diaries, blijkt dat Casement ook privédagboeken bijhield waarin hij op een obscene wijze veelvuldige seksuele contacten met jonge mannen beschrijft. Homoseksualiteit is in die tijd een taboe en de expliciete scènes in de dagboeken verbrijzelen Casements imago.

Of de Ier zo promiscue was als The Black Diaries verkondigen blijft een raadsel. De authenticiteit van de teksten wordt betwist. Hebben de Britten de dagboeken vervalst om Casement aan de galg te krijgen? In De droom van de Ier geeft Mario Vargas Llosa het dagboekenmysterie een aparte, geloofwaardige interpretatie. De schrijver springt hoe dan ook zuinig om met Casements verborgen homoseksualiteit. Daardoor mijdt hij sensatiezucht en krijgt de tragiek van het personage nog meer nadruk.
De droom van de Ier vestigt de aandacht op de humanitaire verdiensten, de vele gezichten en het noodlottige leven van een man met grote dromen. De tijd zal uitwijzen of de roman de eer van Roger Casement alsnog kan herstellen.


De droom van de Ier, Meulenhoff, 400 p., 19,95 euro.
Deze recensie verscheen op 15 juni in De Morgen.

vrijdag 10 juni 2011

Handleiding voor FB-maagden (naweeën van Perec)



Je wil lid worden van Facebook, niet omdat de wereld moet weten dat je vanavond pizza gaat bakken of dat je dit weekend met vrienden in de calanques kampeert, neen, dit alles houd je liever voor jezelf.
Je doet het ook niet om links te plaatsen naar lovende recensies van je boeken want in dat opzicht ben je akkoord met Italo Calvino, die nu al twee jaar je favoriete auteur is.
"Hoe anoniemer de schrijver blijft, hoe meer het werk voor zich kan spreken!" Tot vervelens toe moeten je vrienden dit citaat van Calvino aanhoren. Je weigert toe te geven dat het niet past in deze tijd. Om hun hachje te redden, dat weet jij ook, moeten schrijvers tegenwoordig zelf voor de promotie van hun boek instaan. Maar voorlopig blijf je Calvino's woorden verkondigen. Feit is dat je nog geen enkel boek hebt gepubliceerd en dat het er niet naar uitziet dat dit onmiddellijk zal gebeuren.

Dat je eigen motieven om op Facebook te gaan zuiver zijn, durf je niet te beweren. Je vindt het een handig medium om oude vriendschappen aan te poken en contacten te onderhouden, maar dat is niet je voornaamste drijfveer, daarin ben je tegenover jezelf eerlijk. De waarheid is dat je voyeuristisch bent (je noemt het zelf "nieuwsgierig"), je wil weten naar welk restaurant vriendin A gaat, of vriend B een nieuw lief heeft, welke reis C nu weer gemaakt heeft, welk boek D tegenwoordig leest, hoe het nieuw kapsel van E eruitziet en hoeveel kilo de baby van F nu al weegt.

De maanden gaan voorbij. Misschien zijn het zelfs jaren. Intussen weet je niet meer hoelang je al deel uitmaakt van de Facebook-community. Je hebt enkele keren gedacht om eruit te stappen, maar iets houdt je tegen. Je vermoedt dat het vooral aan de benaming ligt. Virtual suicide.
Maar elke keer je inlogt, heb je pijnlijke gevoelens. Vaak is het dingen naar goedkeuring van je vrienden gewoon te flagrant.

Daarnet heb je een nieuwe profielfoto geplaatst. Sommige van je vrienden veranderen elke week hun foto. Het geeft je plaatsvervangende schaamte. Hoe kunnen ze hun ijdelheid zo etaleren?
Hoe minder de anderen van jou weten, hoe beter. Vervelend is wel dat je vrienden je hier voortdurend op aanspreken. Op je Wall krijg je berichten in de trant van:
Waar blijft die foto?
Wat heb je te verbergen?
We willen je zien.
Je hebt die berichten genegeerd tot je vrienden je begonnen te taggen, het liefst op onflatterende foto's. Toen moest je actie ondernemen.

Je nieuwe foto is in zekere zin een statement. De trend is brutaal kijken. Geposeerd. Verveeld scoort ook goed. Daarom plaats jij een foto waarop je lacht. Gewoon spontaan, al heeft het ook te maken met de twee flessen rosé die je met zijn vieren hebt gekraakt op een gewone donderdagmiddag. Maar dat verzwijg je op Facebook.

Van die rosé heb je 's anderendaags een droge tong en daar heb je last van tijdens het lopen. Hoewel je twee keer op stap moet overgaan, stroomt je hoofd toch weer leeg. Plots, uit het niets, hoor je de eerste zin van dit verhaal. En dan nog één en nog één en terwijl je loopt, luister je naar de zinnen die zich ontvouwen in je hoofd en die duidelijk geïnspireerd zijn door je eerste kennismaking met Georges Perec. Je vergeet je voornemen een aanknopingspunt te zoeken om over On Beauty te schrijven van Zadie Smith.
Dat boek heeft je verwachtingen niet ingelost, al sta je positief tegenover Zadie Smith, je leest haar artikelen met name graag, en je wilde haar roman gewoon goed vinden. Maar vanaf de eerste bladzijden ging het mis. Je stond verstomd, hoe ongeloofwaardig was die beginsituatie niet! Je gunde Smith het voordeel van de twijfel en las verder, maar de zaken verbeterden niet. Je had het moeilijk met de personages, je vond ze karikaturaal.

Terwijl je aan het lopen bent, nog steeds met die kartonnen tong, besluit je verder niet meer over On Beauty te schrijven. Je stelt vast dat je op literair vlak nogal onverdraagzaam wordt. Dat ligt, bedenk je, aan al die goede auteurs die je dit jaar hebt ontdekt. Je denkt aan Thomas Mann, Alberto Moravia en Primo Levi. En zeker aan Roberto Bolaño. Italo Calvino blijft natuurlijk bij de top. Ook Georges Perec, waarvan je nu een tweede boek leest, is je aan het vormen. Ja, je kan het al voorspellen, met Perec krijgt Calvino een geduchte rivaal.

On Beauty, Hamish Hamilton, 443 p.