Niet de schrijver, de lezer moet fantasie hebben.
(Harry Mulisch)

woensdag 28 mei 2014

De zomer van de Spaanse furie

Ze zijn lijvig, met vaart geschreven, rijk aan spanning, mysterie en romantiek, en lezers wereldwijd hollen ervoor naar de boekhandel. De Spaanse bestseller heeft op korte tijd furore gemaakt. De schrijfsters Julia Navarro, María Dueñas en Care Santos zijn boegbeelden van het genre.

Het was Carlos Ruiz Zafón die in 2001 de aftrap gaf met De schaduw van de wind. De Spaanse critici gaven de roman geen aandacht en de eerste druk ging aanvankelijk met mondjesmaat de deur uit, maar door een groeiende golf van geestdriftige lezersreacties raakte de verkoop geleidelijk aan in een stroomversnelling. Na een jaar had De schaduw van de wind een plek in de Spaanse bestsellerlijsten veroverd en ook in het buitenland volgde een triomftocht. In Vlaanderen en Nederland werden er meer dan 750.000 exemplaren van verkocht.

Inmiddels is de Spaanse bestseller een fenomeen geworden. Maarten Steenmeijer, hoogleraar Spaanstalige literatuur aan de universiteit van Nijmegen, legt de oorzaak bij “de veramerikanisering van de Spaanse uitgeversmarkt”. De prijzenpolitiek van bepaalde uitgeverijen illustreert het fenomeen, aldus Steenmeijer in een artikel in de Volkskrant. “De grote literaire prijzen worden nu niet meer gegeven aan interessante romans die een groot publiek verdienen maar aan romans waaraan uitgevers zo veel mogelijk denken te verdienen.” Steenmeijer koppelt de veramerikanisering aan de cultuuromslag die de afgelopen decennia in Spanje heeft plaatsgevonden. “De geslotenheid, zelfgenoegzaamheid en behoudzucht uit de Franco-tijd hebben plaatsgemaakt voor openheid, flexibiliteit en een bijna onverzadigbare nieuwsgierigheid.”

Vrouwelijke garde

Ook Javier Serra en Ildefonso Falcones hebben zich ontpopt tot Spaanse bestsellerauteurs. Van Falcones’ debuut De kathedraal van de zee gingen op negen maanden tijd één miljoen exemplaren over de toonbank. En Serra haalde met zijn vierde roman Het geheime avondmaal als eerste Spanjaard ooit de top tien van de New York Times. Maar het zijn niet alleen Spaanse mannen die de uitgeverskassa’s doen rinkelen. Een belangrijke vrouwelijke garde rukt op, met als coryfeeën María Dueñas, Julia Navarro en Care Santos. Terwijl Dueñas als hoogleraar Engelse taalkunde werkt aan Spaanse universiteiten en in de V.S., komen Navarro en Santos uit de journalistiek. Alle drie hebben ze in enkele jaren tijd miljoenen lezers voor zich gewonnen. Maar waaruit bestaat de sleutel van hun succes?

Het meest ambitieus qua opzet zijn de romans van Julia Navarro (1953). De Madrileense heeft zich bekwaamd in de thracul, een Spaanse term die staat voor thriller-histórico-religioso-aventurero-cultural of cultureel-historisch-religieuze avonturenthriller. Na Zeg me wie ik ben (2010) heeft Wereldbibliotheek ook haar vorige titel, Het bloed van onschuldigen (2007), uitgebracht. Het verhaal speelt zich beurtelings af in de Middeleeuwen, in de jaren dertig van de vorige eeuw en in het heden. Fundamentalisten hebben het plan opgevat de wraakvoorspelling van een 13de-eeuwse monnik in te lossen en een oorlog tussen christendom en islam te ontketenen. Maar terwijl ze hun aanslagen plannen, worden ze op de hielen gezeten door de CIA.

Waar Navarro inzoomt op de grote geschiedenis, kaart de Barcelonese Care Santos (1970), die eerder naam maakte als jeugdschrijfster, in De kleur van de herinnering een persoonlijke geschiedenis aan. Haar hoofdpersonage, Victoria Lax, is een kunstexperte die woont en werkt in de V.S. Als ze naar Barcelona reist om een fresco van haar grootvader te taxeren, een befaamd schilder, stoot ze in het grootouderlijk huis op een nis waarin een lijk verborgen is. Een reeks onvoorziene gebeurtenissen volgt, waarbij een gruwelijk familiegeheim aan het licht komt.

Ook in De wereld vergeten van María Dueñas (1964) gaat de hoofdrol naar een vrouw. Blanca Perea is zoals Dueñas docent taalkunde. Wanneer haar huwelijk onverwachts in elkaar stort, verlaat ze Spanje en neemt ze een opdracht aan in een Californische universiteit. Terwijl ze het complex nalatenschap van een overleden professor uitpluist en daarbij – rarara – een verrassende ontdekking maakt, komt ze in het reine met zichzelf en biedt een nieuwe toekomst zich aan.
In vergelijking met Navarro en Santos is Dueñas, die pas in 2009 debuteerde, een groentje, maar qua verkoopcijfers hoeft ze niet voor hen onder te doen. Haar debuut, Het geluid van de nacht, een historische avonturenroman over een eenvoudige jonge vrouw die in Marokko ten tijde van het Spaans protectoraat  een succesvol naaister wordt en zich opwerkt tot spion voor de Britse geheime dienst, voerde in Spanje een half jaar lang de bestsellerlijsten aan.

Romans om in weg te zinken

Om literair vernuft is het dit Spaans trio niet te doen. Navarro, Dueñas en Santos bedrijven hapklare literatuur. Hun romans springen noch qua vorm, noch stilistisch uit de band. Bovendien is de karaktertekening wat stereotiep en de evolutie van de personages eerder voorspelbaar. De dames schrijven met flair, dat wel. Hun taal is beeldend en zintuiglijk en trekt de lezer de roman binnen. Want een goed verhaal vertellen, dáár gaat het hier om. De plot is scrupuleus uitgekiend en de informatie is zo gedoseerd dat de spanningsboog steeds strakker komt te staan. Ze schrijven romans om in weg te zinken, boeken die onze dagelijkse besognes enkele honderden bladzijden lang aan de kant schuiven.

Op waarde geschat of niet helemaal? In eigen land kunnen de critici de pageturners van Navarro, Santos en Dueñas niet langer over het hoofd zien, maar met loftuitingen zijn ze zuinig. Toegegeven, aan het werk van auteurs zoals Javier Marías of Antonio Muñoz Molina kunnen deze boeken niet tippen. Het één is kunst, het ander vooral entertainment. De señora’s malen er vast niet om. Furieus schrijven ze verder, aangevuurd door onwaarschijnlijke verkoopcijfers. Ook in onze Lage Landen zou dit een Spaans getinte zomer kunnen worden, toch op literair vlak.

De wereld vergeten, María Dueñas. Vertaling: Henk van den Heuvel en Evert Janssen. Wereldbibliotheek, 413 p. 
Het bloed van onschuldigen, Julia Navarro. Vertaling: Henk van den Heuvel. Wereldbibliotheek, 623 p. 
De kleur van de herinnering, Care Santos. Vertaling: Jacqueline Visscher. Wereldbibliotheek, 429 p. 
Deze recensie verscheen op 28 mei in De Morgen.

woensdag 7 mei 2014

Een jeugd in de kont van de wereld

Via het coming-of-ageverhaal van een fabulerende tiener in het naoorlogse Barcelona geeft de Spanjaard Juan Marsé ons een inkijkje in de genese van zijn schrijversroeping, meer dan vijftig jaar geleden

‘Onze beste verteller sinds 1960’, berichtte de krant El Pais over Juan Marsé toen deze in 2008 de Premio Cervantes kreeg voor zijn oeuvre. De Barcelonese schrijver, die vorig jaar zijn tachtigste verjaardag vierde, leek niet voorbestemd voor een carrière in de letteren. Hij groeide op in een arme wijk van Barcelona en ging op zijn dertiende werken in het atelier van een edelsmid omdat het gezin niet rondkwam. Toen z’n literaire aspiraties opborrelden, leerde hij zichzelf de kneepjes van het vak. Zijn bekendste titel is De laatste middagen met Teresa (1965), de liefdesgeschiedenis van een armoedige immigrant en een meisje uit de Catalaanse bourgeoisie.  

Marsés eenvoudige afkomst en zijn jeugd tijdens de oorlog en het dictatoriale regime van Franco hebben al zijn romans geïnspireerd, maar in zijn laatste roman Ringo loert de autobiografie explicieter dan ooit om de hoek. De jaren veertig lopen ten einde en Barcelona is een bolwerk van het republikeins verzet. Het verhaal begint in het stratendoolhof van een volkswijk, op de smalle breuklijn tussen waan en realiteit, “toen de stad onwaarschijnlijker, maar werkelijker was dan tegenwoordig. Op een zondag in juli, even voor twee uur ’s middags, smelt de stralende zon enkele minuten samen met een plotselinge regenbui en over de hele lengte van de straat ontstaat er een woelig licht, een bedrieglijke, stekelige transparantie.” 
In die onwezenlijke sfeer stormt een mollige blondine een huis uit. Languit gaat ze op een oud tramspoor liggen. Meteen gonst het van de roddels. De dame in kwestie, Victoria Mir, is getrouwd met de falangistische ex-burgemeester van de wijk. Sinds deze in een psychiatrische kliniek is opgenomen woont ze alleen met haar tienerdochter Violeta en zijn haar amoureuze avonturen publiek geheim. Wat bezielt haar? Wil ze werkelijk zelfmoord plegen of dingt ze naar mannelijke aandacht? 

Een van de omstanders is de vijftienjarige Ringo. Sedert hij in het juweliersatelier een vinger onder de metaalwals is verloren, slijt hij zijn dagen in de buurtkroeg in de hoop een glimp op te vangen van de lelijke maar aantrekkelijke Violeta. Hij observeert het schouwspel en “net als in zijn dromen neemt hij in alles wat hij hier ziet gebeuren een mengeling van waarachtigheid en absurditeit waar.” De jongen vergeet dat het tramspoor in onbruik is geraakt, hoort het fluitende geluid van een fantoomtram naderen en gelooft oprecht dat mevrouw Mir haar dood tegemoet treedt. 

Marsé heeft Ringo onderverdeeld in hoofdstukken die op het eerste gezicht lezen als losse verhalen, maar zoals zoveel in deze roman is dat slechts schijn. Hoewel het mysterie rond de wanhoopsdaad van mevrouw Mir als een rode draad door het boek loopt, is het eigenlijk een kapstok voor het coming-of-age-verhaal van Ringo, een alter ego van de jonge Marsé. De schrijver in de dop schemert vanaf de eerste scène door, maar de jongen zelf moet een lang proces ondergaan voor de woorden in zijn hoofd de weg vinden naar het papier. De sierlijke en precieze taal van Marsé zijn een puur genot. Subtiel toont hij aan hoe de benarde leefsituatie onder Franco een goede bedding vormt voor een schrijversroeping, en hoe de sfeer van repressie en clandestiniteit de verbeelding van Ringo in overdrive zette. Een jeugd in wat Ringo’s vader “de kont van de wereld” mondt hier nog maar eens uit in een schitterende roman. 

Ringo, Juan Marsé. Vertaling:  Mariolein Sabarte Belacortu. Signatuur, 352 p.
Deze recensie verscheen op 7 mei in De Morgen.